15-08-2024

Het huidige kunstsubsidiesysteem: te veel verliezers

Het regent noodkreten en petities van culturele organisaties op mijn social-mediatijdlijn (directeur Marijn Cornelis). Sinds de bekendmaking van de subsidieverdeling van de landelijke fondsen of lokale subsidieregelingen, zijn er talloze organisaties die een negatief advies kregen of ‘onder de zaaglijn’ vielen. Het doet pijn, omdat ik weet dat het vervallen van subsidies enorme gevolgen heeft: een reorganisatie, of zelfs het complete opdoeken van je organisatie, en het ontslag van hardwerkend personeel. Soms gaat het ook om cruciale organisaties in het ecosysteem, waarvan de taken niet gemakkelijk vervangbaar zijn.

Hoe komt het dat er deze kunstenplanperiode extra harde klappen dreigen te vallen? De oorzaak is dat landelijk én lokaal de subsidiepotten ver worden overvraagd. Het onvermijdelijke gevolg daarvan is dat veel organisaties moeten worden teleurgesteld.

Even terug naar waar dit drama begon. Vanwaar die enorme hoeveelheid aanvragen? Twee belangrijke ontwikkelingen jagen de overvraging aan.

Roep om meer diversiteit en toegankelijkheid

Zowel het Rijk als lokale overheden hebben afgelopen periode (terecht) sterk ingezet op een betere toegankelijkheid van subsidieregelingen en op het stimuleren van diversiteit. Als directeur van een Haagse organisatie met subsidies voor cultuurparticipatie zie ik dat dit effect heeft. Bestonden vroeger de subsidieaanvragen uit traditionele muziekorkesten en theaterverenigingen, nu zien we aanvragen van een podcastmaker, een Poolse theatergroep, dansen voor mensen met een beperking en muziek met en voor vluchtelingen. Kunstvormen hebben zich ontwikkeld en de samenleving is diverser geworden, met de bijbehorende diversere culturele uitingen. Daarnaast zijn we erin geslaagd om drempels voor aanvragers te verlagen. Een enorm succes dus. Maar wat is het logische gevolg? Meer subsidieaanvragen.

Besef van de noodzaak van eerlijke verloning

Daarnaast is er (ook terecht) veel aandacht voor fair pay in de culturele sector. Dat heeft ertoe geleid dat veel organisaties hun medewerkers en zzp’ers beter betalen. Bij die betere betaling hoort vanzelfsprekend een groter budget. U raadt het al: de aangevraagde subsidiebedragen stijgen, waardoor het aantal aanvragen dat gehonoreerd kan worden, daalt.

Hadden we die stijgingen van het aantal aanvragen en van de bedragen kunnen zien aankomen? Jazeker. Net als we hadden kunnen weten dat deze ontwikkeling nieuwe problemen voor de kunst- en cultuursector gaat opleveren. Want het gevolg is dat nu pijnlijk zichtbaar wordt dat er eenvoudigweg onvoldoende middelen zijn om álle aanvragen die goed zijn, te honoreren.

Ieder subsidieproces kent winnaars en verliezers. Maar als het aantal afwijzingen zo groot is als nu (50% bij het Fonds Podiumkunsten, 70% bij het Fonds Cultuurparticipatie), dan ontstaat er een nieuwe dynamiek. Niet alleen goed functionerende, belangrijke bestaande organisaties vallen straks weg. Ook nieuwe organisaties, die afgelopen jaren zijn ondersteund om te groeien, doen nu een goed onderbouwde aanvraag die tóch niet kan worden gehonoreerd, zodat doorstroom stagneert. Met als overkoepelend droevig gevolg dat ons Nederlandse culturele landschap juist verder verschraalt.

Daarnaast ontstaat er enorme frustratie. Als 70% van de aanvragen wordt afgewezen, ontstaat het beeld van 30 reddingsboeien die tussen 100 drenkelingen worden gegooid. Het punt is bereikt waarop het pijnlijk en vernederend wordt om te zien hoe culturele organisaties wanhopig door alle hoepeltjes proberen te springen om een deel van de buit te bemachtigen. Het leidt tot grote concurrentie, in plaats van tot samenwerking in de sector.

En afgewezen aanvragers zijn boos en teleurgesteld. Zij hebben veel tijd gestoken in de aanvraag, en in het opzetten of in stand houden van hun organisatie, in zware economische en maatschappelijke omstandigheden. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat zij die buiten de boot vallen, uit oprechte wanhoop de kwaliteit of de intenties van subsidiegevers en commissieleden in twijfel trekken en gaan lobbyen voor het behoud van hún organisatie. Organisaties die wél in de prijzen vallen, durven dat bijna niet meer te vieren uit collegialiteit naar de afvallers. En commissieleden moeten met buikpijn hun moeilijke werk doen. Om nog maar niet te spreken van alle bezwaarprocedures die dit zal gaan opleveren. De subsidieverdeling wordt daarmee een duur systeem dat zijn eigen frustratie organiseert en de sector onbedoeld verzwakt.

Laten we daarom een stapje terug doen en kijken naar het systeem. We kunnen niet langer de kop in het zand steken: als overheden een diversere en eerlijk betaalde sector aanjagen, dan hoort daarbij ook dat zij een groter budget beschikbaar stellen, zowel landelijk als lokaal. Er zijn steeds meer kunstvormen, de bevolking groeit en ook de diversiteit van de samenleving is enorm toegenomen. Dat vraagt om een stevigere investering in cultuur. Een investering die gelijke tred houdt met de demografische, sociale, maatschappelijke én kunstzinnige ontwikkelingen in ons land. Op de lange termijn betaalt zich die investering terug in de vorm van een gezondere samenleving. Een samenleving waar talenten worden gestimuleerd, waar sociale cohesie wordt versterkt en waar het vertrouwen in subsidiegevers wordt hersteld. En dat heeft waarde voor ons allemaal.