Ik doe niet aan kunst…
Geen tijd om de laatst verschenen interessante stukken (233 pagina’s!) van VNG en Raad van Cultuur helemaal zelf te lezen? Wel nieuwsgierig wat er in staat over de toekomstvisie van cultuureducatie en amateurkunst? Hierbij de highlights, én een reflectie.
De basis is lokaal: Kies voor een gezamenlijke aanpak van alle overheden
De Raad voor Cultuur stelt terecht dat het nu per regio te veel verschilt welke culturele voorzieningen er zijn, wat daar te zien is, te horen, te beleven en welke mogelijkheden voor cultuurparticipatie er zijn. Dat is op 2 manieren waar:
- Als het om cultuureducatie en -participatie en amateurkunst gaat, zijn gemeenten de belangrijkste bepaler en financierder. En investeren in cultuur is voor gemeenten geen wettelijke taak. Dat betekent dat bij bezuinigingen cultuur snel sneuvelt. Dat heeft nu tot gevolg dat het fors uitmaakt in welke gemeente of regio je woont hoeveel toegang je hebt tot cultuureducatie en cultuurbeoefening. De ene gemeente financiert een muziekschool, de andere amateurkunstverenigingen en weer een andere alleen cultuureducatie via school.
- Maar ook het aanbod van professionele instellingen voor cultuureducatie verschilt enorm per regio. Terwijl scholen in Den Haag op fietsafstand een enorm aanbod aan musea, podia en gezelschappen hebben, heeft een school in Zeeuws Vlaanderen bar weinig te kiezen. Verschil in aanbod en gebrek aan tijd, geld en busvervoer maken dat kinderen in verschillende regio’s een totaal andere beleving van cultuureducatie ervaren.
De Raad voor Cultuur pleit voor een betere afstemming van taken van de verschillende overheden en een Kaderwet Cultuur, waarin de zorg die provincies en gemeenten dragen voor cultuur wordt vastgelegd.
En de VNG (Vereniging van Nederlandse Gemeenten) stelt het klip en klaar: ‘…. zonder basis is er geen top (evenals andersom). Die basis begint lokaal, met de interesse aanwakkeren voor cultuur en erfgoed op school, met de stimulans van de plaatselijke muziekleraar en -vereniging, met lokale broedplaatsen en hun creatieve kruisbestuivingen. Door bezuinigingen knelt het daar al jaren, waardoor ook de top nu begin te wankelen. Daarom behoort die basis (weer) een gezamenlijke verantwoordelijkheid te worden van alle overheden en partners. Het streven is dat elke gemeente vanaf 2029 een (al of geen fysieke) voorziening voor cultuureducatie en -participatie (inclusief erfgoedparticipatie) kent, nauw verweven met het onderwijs en maatschappelijke partners. Cultuurbeoefening in groepsverband is voor iedereen toegankelijk. Talenten krijgen de ruimte om, waar nodig elders, door te groeien.’
Overigens zien we dat het Rijk en de gemeenten op het gebied van cultuureducatie al goed samenwerken. De regeling Cultuureducatie met Kwaliteit (CmK) is een matchingsregeling: het Rijk investeert als de gemeente matcht. En dat blijkt een belangrijk duwtje in de rug voor gemeenten om in cultuureducatie te investeren. Zo zou het ook voor cultuurbeoefening kunnen werken: als het rijk iedere euro matcht die de gemeenten in cultuurbeoefening of amateurkunst stoppen, dan zou dit geweldig kunnen werken.
De Raad voor Cultuur pleit daarnaast voor een stevige verankering van cultuureducatie in en rond de school. En de VNG noemt een visie vanuit scholen op geïntegreerd cultuuronderwijs een voorwaarde. Ook wil de VNG structurele borging van cultuureducatie in het funderend onderwijs én handhaving door Onderwijsinspectie van cultuureducatie als verplicht onderdeel van het kerncurriculum.
Weg met het schemergebied tussen professionals en amateurs
De Raad voor Cultuur stelt voor om de strikte scheiding tussen professionele makers en organisaties en het amateurveld op te heffen. Talenten die nu vanuit het amateurveld proberen door te stromen, komen vaak terecht in een schemergebied waar ze tussen wal en schip vallen als het gaat om financiering.
‘De rijksoverheid heeft nauwelijks beleid dat zich direct richt op cultuur deelname en zij prikkelt rijksgefinancierde makers en culturele organisaties nauwelijks om verbonden te zijn met het amateurveld in hun omgeving, bijvoorbeeld door faciliteiten te delen. Het amateurveld wordt ondergewaardeerd, terwijl het juist cruciaal is voor een vitale sector. Het is de kweekvijver voor talent. Het is ook een plek waar nieuwe stijlen ontstaan, waar vrijelijk geëxperimenteerd kan worden. De zwakke verbinding met het amateurveld belemmert de ontwikkeling van kunstvormen, talent ‐ ontplooiing en de pluriformiteit van het aanbod.’
De Raad wil cultuureducatie en talentontwikkeling een stevigere plek geven in het bestel en amateurs en professionals minder afzonderlijk behandelen.
Een hele interessante en goede gedachte. De scheiding tussen professionals en amateurs is kunstmatig. Er groeien makers vanuit het amateurveld door naar een professionele beroepspraktijk en ertussenin zit een overgangsgebied dat niet gemakkelijk te scheiden is. Ook komen juist in het ‘amateurveld’ nieuwe stijlen en vormen op, die zich helemaal niet aangesproken voelen door de term amateurkunst. Het woord amateur heeft voor velen een negatieve lading, terwijl de waarde van deze kunstvormen groot is, niet alleen voor de beoefenaar, maar ook voor hele communities eromheen. En door de kunstmatige scheiding die nu wordt gehanteerd zijn sommige financieringsmogelijkheden voor dit veld niet bereikbaar.
De VNG stelt nog een paar goede maatregelen voor om amateurkunst en cultuurbeoefening te versterken:
- Een verkenning of het mogelijk is een wet te maken om ‘recht op cultuurbeoefening en -deelname’ te borgen;
- Een nationale visie op cultuurbeoefening
- Een Nationaal Akkoord Cultuurbeoefening in 2029 waarin rijk, gemeenten, provincies en de publieke cultuur- en erfgoedsector aan gezamenlijke doelen en opdracht voor 2040 werken
- Belemmerende landelijke wetgeving voor vrijwilligersorganisaties wegnemen of versoepelen
‘Ik doe niet aan kunst’: Een breder begrip van kunst en kwaliteit
De Raad stelt dat er opnieuw nagedacht moet worden over wat onder ‘kunst’ wordt verstaan. Het huidige stelsel is gebaseerd op een nogal smalle definitie van wat kunst is, waarbij vooral vanuit de bestaande disciplines wordt gedacht. Daardoor vallen makers en organisaties die werken buiten het traditionele idee van wat kunst is, nog te vaak buiten de boot.
Dit is heel herkenbaar als het gaat om cultuureducatie en -beoefening. Vraag kinderen of ze aan cultuur doen, en ze zeggen vaak ‘nee, ik doe niet aan kunst’. Omdat ze denken aan Kunst met een grote K of klassieke muziek. Dat ze thuis zingen, dansen en tekenen, dat ze meedoen aan de schoolmusical, dat ze rappen of fotos’en video’s maken, dat associëren ze niet met kunst. Ook binnen cultuurbeoefening zien wij steeds meer nieuwe vormen, zoals digitale vormen en cross overs. Dat is de reden dat wij bij CultuurSchakel het denken in disciplines meer gaan loslaten. De hele sector zou beter het verhaal moeten vertellen hoe breed cultuur wel niet is, en dat iedereen ermee te maken heeft en ervan geniet.
De raad vindt ook dat er uitgegaan moet worden van een breder begrip van kwaliteit. Bij de beoordeling van artistieke kwaliteit wordt op dit moment de nadruk gelegd op de mening van kunstenaars en kunstexperts. De raad vindt het belangrijk dat ook andere manieren van kijken worden meegenomen. Je kunt je bijvoorbeeld afvragen hoe een kunstwerk straks een publiek gaat aanspreken. Of hoe het bij kan dragen aan het nadenken over een bepaald onderwerp. Ook dit is een herkenbaar punt, dat CultuurSchakel al veel langer toepast bij de criteria voor subsidieverlening. Wij vragen altijd: wat draagt dit bij aan het klimaat van de vrijetijdskunst van Den Haag, en wat draagt het bij voor de deelnemers zelf en aan de stad. Dan krijg je een andere blik op wat waardevol is.
Omarm variatie in procedures
De Raad adviseert meer te gaan variëren in procedures voor subsidieaanvragen. Aanvraagprocedures kunnen minder leunen op geschreven taal en meer op persoonlijk contact. Overheden kunnen ook betere informatie en voorlichting geven over de mogelijkheden die er zijn voor financiering. Dit punt juich ik zeer toe, juist ook voor amateurkunstsubsidies. Binnen dat veld zijn er steeds meer informele groepen en groepen mensen die de taal minder machtig zijn. Wij hebben al heel veel ervaring en succes met onze subsidieregeling Geld voor je Kunst!, waar aanvragers via een (video-) pitch geld kunnen aanvragen. Ieder jaar komen door deze regeling nieuwe enthousiaste mensen in ons vizier, die kunst willen beoefenen en met een minimale bijdrage van ons verder kunnen en zich kunnen ontwikkelen. Ook adviseren wij via een breder scala kanalen als social media wat de toegankelijkheid voor veel doelgroepen vergroot.
Samengevat:
- Meer samenwerking van rijk en gemeenten tav cultuureducatie en cultuurbeoefening is een must
- De scheiding tussen amateurs en professionals loslaten past bij de realiteit
- Een breder begrip van kunst en kwaliteit is goed voor een inclusief veld van cultuurbeoefening en cultuureducatie
- Andere procedures voor subsidieaanvragen vergroten de toegankelijkheid en daarmee ook de inclusiviteit.
Wij praten graag mee met VNG en de Raad voor Cultuur over het vervolg.
En bij de volgende keer dat er gevraagd wordt ‘doe jij aan kunst?’, is het antwoord in de toekomst altijd volmondig: ‘Ja natuurlijk! Iedereen toch?’