Ook de rechten en plichten in een samenleving zijn een vorm van cultureel erfgoed. Er zijn verschillende wetten en regels die ervoor zorgen dat we in Nederland goed samen kunnen leven. De leerlingen ontdekken dat sommige van deze wetten en regels ook direct van invloed zijn op het leven van kinderen, zoals de wet op de leerplicht, de kinderrechten, maar ook de Grondwet. Al deze regels en wetten waren er niet zomaar opeens, ze hebben een historische achtergrond. Stel je voor dat je de baas mocht zijn, of de koning, waar zou jij iets over te zeggen willen hebben? Hoe zou je het aanpakken? Daarvoor doen de leerlingen eerst onderzoek naar diverse wetten en regels die voor henzelf van direct belang zijn. Zoals de Internationale Rechten van het Kind; ze ontdekken hoe dat vroeger was. We hebben allemaal eigen ideeën over wat goed is. Hoe je anderen overtuigt wordt geoefend met een klassendebat. De leerlingen maken zich ook een voorstelling van hoe hun leven er uit had gezien als zij vóór de invoering van die wetten zouden hebben geleefd. Ze schrijven daarover een dagboekfragment of maken een vlog. Hoe zou, tot slot, hun eigen klasse-Prinsjesdag met een zelfgeschreven Kindertroonrede er uit zien?
Welkom! Je gaat in de klas werken met het lesmateriaal van Cultuuronderwijs op zijn Haags. Voor je aan de slag gaat leggen we je uit hoe je dit project tot een succes kunt maken.
Samen ontdekken Onze cultuurlessen zijn gebaseerd op de didactiek van procesmatig werken, de leerlingen doorlopen hierbij een creatief proces. Zij worden zich bewuster van zichzelf, hun omgeving en ontdekken op een speelse manier hun creatieve vermogen. Met als kern dat je als leerkracht samen met de leerlingen beleeft, beschouwt, verbeeldt, bedenkt en maakt.
Houdingsdoelen Bij de introductie, oriëntatie en opdrachten worden kennisdoelen en vaardigheidsdoelen benoemd. Onderstaande houdingsdoelen gelden in het algemeen:
De leerling toont zich nieuwsgierig en proactief.
De leerling kan positief-kritisch reflecteren op eigen werk en op dat van anderen.
Overleg en deel je plannen met de icc’er of je cultuurcoach.
Wij adviseren je het hele project van tevoren door te lezen om je goed voor te bereiden en de mogelijkheden te ontdekken die het project biedt.
Je kunt het lesmateriaal ook downloaden en printen. Gebruik het smartboard voor het beeldmateriaal.
Als richtlijn adviseren wij voor het doorlopen van het creatief proces in het hele project, zes tot acht lesmomenten in te plannen. Alle projecten hebben een introductie, oriëntatie en drie opdrachten. Je kunt ervoor kiezen het lesmateriaal aan te passen naar eigen wensen.
Iedere opdracht heeft dezelfde opbouw: onderzoeken, uitvoeren en presenteren. De reflectievragen kunnen tijdens en na iedere fase van het creatief proces met de individuele leerling of de hele groep besproken worden.
Nodig eens een Kunstenaar in de klas uit. Die kan levendig en beeldend over het beroep vertellen dat past bij dit project. Het gerelateerde aanbod bij dit project vind je op onze site.
Een bezoek aan een voorstelling, tentoonstelling of vaste collectie in een Haagse culturele instelling is ook van grote meerwaarde. Zie VONK voor het actuele aanbod.
Bedenk ook van tevoren bij welke onderdelen je ouders kunt of wilt inschakelen. Het project gaat meer leven als er ook buiten de klas aandacht voor is.
Maak foto’s of filmpjes van de diverse presentatiemomenten en deel deze via de schoolwebsite, klassenapp of andere kanalen.
Project specifieke informatie
Over dit project In Nederland bestaan er verschillende wetten en regels die er voor zorgen dat kinderen in ons land fijn (samen) kunnen leven. Denk aan de Grondwet, kinderrechten, de wet op de Leerplicht, het kinderwetje van Van Houten, etc. Al deze regels en wetten ontstonden niet zomaar en hebben vaak een historische achtergrond en zijn immaterieel erfgoed. Leerlingen doen onder andere onderzoek naar de Grondwet, kinderrechten en de troonrede: Wat betekent dit allemaal voor henzelf en hun dagelijks leven, wat vinden ze ervan, en zouden ze misschien toch iets willen veranderen? Ze voeren een debat, stellen zich voor hoe het vroeger zonder kinderrechten was en ontwikkelen een kinderprinsjesdag met een kindertroonrede.
Doelen Er worden twee hoofddoelen geformuleerd die specifiek zijn voor het hele project. De doelen zijn op het gebied van kennis en vaardigheden. Aan het eind van het project worden deze doelen met behulp van de succescriteria geëvalueerd op het gebied van zelfregulering: de leerling kijkt terug en blikt vooruit.
Reflecteren De reflectievragen bij de verschillende fases van het creatief proces kunnen tijdens en na iedere fase met de individuele leerling of de hele groep besproken worden. Zie ook de hand-out: Rollen van de leerkracht.
Bij elke opdracht staat een opsomming van benodigdheden weergegeven.
2. Introductie
Hoofddoel kennis
De leerling legt uit dat de grondwet, kinderrechten en de troonrede een historische achtergrond hebben.
Hoofddoel vaardigheid
De leerling geeft vorm aan het belang van de grondwet en kinderrechten door middel van een debat, vlog of dagboekfragment en eigen troonrede.
Benodigdheden
digibord
Aan de slag in de klas
Het project kan als volgt worden geïntroduceerd:
Als ik de baas zou zijn
Laat het liedje ‘Als ik de baas zou zijn van het journaal’ van Kinderen voor Kinderen horen en zien. Bespreek met de leerlingen: welk nieuws zou jij in het (Jeugd)journaal willen laten zien? En welk nieuws vooral ook niet?
Stel dat je niet de baas van het journaal, maar van een stad of het land zou mogen zijn? Dat je mocht meedenken over belangrijke beslissingen, belangrijke gebeurtenissen bijwonen, de hand schudden van de koning? Dat lijkt een mooie wens, maar sommige kinderen mogen dat echt!
Wat vinden de leerlingen er van? Goed, nodig, gek? En waarom?
3. Oriëntatie
Benodigdheden
digibord
smartphones
app TikTok
Aan de slag in de klas
Het filosofisch gesprek Voer naar aanleiding van de introductie een filosofisch gesprek. Stel hierbij (een aantal van) onderstaande vragen:
Is een kind een betere baas dan een volwassene?
Kan iedereen de baas zijn?
Mag iedereen de baas zijn?
Moet er altijd een baas zijn?
Kinderkoning
Laat een aantal voorbeelden uit de geschiedenis zien van kinderen die al heel jong koning of koningin werden. Bespreek de voorbeelden:
Wat denk je dat deze kinderen ervan vonden dat ze zo jong al zoveel verantwoordelijkheid hadden?
Hoe zouden ze zich hebben gevoeld?
Kun je iets aflezen aan hun portret?
Vraag de leerlingen: waar zou jij de baas van willen zijn en waarom? Een land of stad? Het Wereld Natuurfonds? De Teslafabriek? Iets heel anders? En waarom juist daarvan? Geef hen de opdracht om in een pitch te laten zien waarom zij hiervoor de juiste kandidaat zijn. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van een TikTok-filmpje. (TikTok heeft twee mogelijkheden: een filmpje van max.15 seconden, of een filmpje van maximaal 60 seconden.)
Laat alle filmpjes klassikaal op het digibord zien. Wie is volgens de klas de baas?
Succescriterium
Bespreek met de leerlingen de opdracht(en): welke onderwerpen gaan zij onderzoeken de komende les of tijd? Formuleer vanuit het filosofisch gesprek en/of de oriëntatie-opdracht, samen met de leerlingen, een succescriterium waaraan zij werken. Een voorbeeld van een succescriterium bij dit project kan zijn:
De leerling verdedigt zijn eigen mening in een debat, verbeeldt het leven van een kind voor de invoering van de kinderwetten en ontwerpt zijn eigen troonrede.
4. Opdracht: Grondwet
In dit project onderzoeken de leerlingen de achtergrond en historie van onze grondwet. Ze ontdekken dat niet elk (democratisch) land eenzelfde grondwet heeft. Vervolgens bereiden ze samen een debat voor over een onderwerp dat zij van belang vinden.
Subdoel kennis
De leerling vertelt over de historie en de achtergrond van de grondwet.
Subdoel vaardigheid
De leerling verwoordt en verdedigt een stelling in een klassendebat.
Benodigdheden
digibord
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren en presenteren.
Lees zonder introductie de volgende tekst voor: “Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.” Laat eventueel een afbeelding van de Grondwetbank op de Hofplaats in het centrum van de stad zien, waar bovenstaande tekst in marmer is gehouwen ( of nog mooier: bezoek de Hofplaats). Bespreek met de leerlingen wat voor tekst dit is:
Waar komt dit vandaan?
Wat betekent het?
Waarom is de tekst zo belangrijk?
Geef nog geen sluitende antwoorden maar laat de leerlingen een beetje raden en erover praten. Waarom hebben we hier een monument voor opgericht?
Vertel dan dat dit stuk tekst geschreven staat in de Grondwet. De grondwet werd in de 19de eeuw ingevoerd; de allereerste versie is bewaard gebleven en ligt in het Nationaal Archief, te vinden achter het Centraal Station. Laat vervolgens (één van) de volgende aflevering(en) zien:
Klokhuis maakt geschiedenis over de Grondwet. Waarin Bart verschillende plekken in Den Haag die met de Grondwet te maken hebben, toont. (14 min 23)
Bespreek de aflevering(en) na. Bijvoorbeeld aan de hand van onderstaande reflectievragen.
Grondwetspel
Bespreek dat Nederland niet het enige land is met een grondwet; elk democratisch land heeft een grondwet. Een democratie is een bestuursvorm van een land waarbij de stem van het volk telt, iedereen gelijk is en de macht gelijk verdeeld (zie voor meer informatie De derde kamer of de Klokhuis-aflevering over democratie). Toch kan de grondwet van het ene land wel verschillen van die van het andere land.
Speel met elkaar het Grondwetspel van ProDemos. Tijdens dit spel maken leerlingen verder kennis met een aantal artikelen uit onze eigen grondwet, maar ook uit die van andere landen. Maar let op, er zit een addertje onder het gras: een aantal artikelen bestaat helemaal niet en is verzonnen.
Klassendebat
Ons land is een democratie met een grondwet. Volksvertegenwoordigers (mensen die door het volk met verkiezingen zijn gekozen om hen te vertegenwoordigen) voeren in de Eerste of Tweede Kamer discussies (debatten) over allerlei onderwerpen, om tot een gezamenlijk besluit of beleid te komen. Dit gebeurt al eeuwen zo.
Bereid met de klas een debat voor. Verzin een aantal stellingen, liefst op de actualiteit gebaseerd. Verdeel de klas in een aantal groepen en wijs hen een rol toe:
Voorstanders van een stelling
Tegenstanders van een stelling
Debatleider(s)
Publiek
Geef elke groep de tijd om hun rol voor te bereiden.
Als je de rol van voorstander of tegenstander van een stelling krijgt, hoe kom je dan tot goede argumenten?
Op welke manier kun je de tegenstanders overtuigen?
En hoe kan de debatleider het debat rustig en eerlijk laten verlopen?
Richt het lokaal zo in, dat het debat kan worden gevoerd; elke groep heeft een eigen duidelijke plek.
Voer het debat.
Laat het publiek met elkaar bespreken welke argumenten het meest overtuigend waren.
Bespreek het debat na, bijvoorbeeld aan de hand van onderstaande reflectievragen.
Reflectie subdoelen
Welk argument vond je het meest overtuigend?
Reflectie proces
Op welke manier zou je jouw mening kunnen verbeelden?
5. Opdracht: Kinderrechten
In deze opdracht maken de leerlingen kennis met de Internationale rechten van het kind. Leerlingen onderzoeken een tweetal kinderrechten uit het verdrag: Recht op onderwijs en Recht om niet te hoeven werken. Ze ontdekken welke wetten daar vroeger voor zijn ingevoerd en wat deze nu voor hen betekenen en ze bespreken de vraag: Wat als deze wetten nooit waren ingevoerd?
Subdoel kennis
De leerling benoemt verschillen tussen het leven van een kind voor de invoering van de kinderwetten en zijn eigen leven nu.
Subdoel vaardigheid
De leerling verbeeldt het leven van een kind voor de invoering van de kinderwetten in een vlog of dagboekfragment.
Benodigdheden
digibord
laptops met internetverbinding
smartphones en app InShot
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren en presenteren.
Kinderarbeid: toen…
Bekijk en bespreek het schilderij van het lucifersverkoopstertje in het Haags Historisch Museum (Floris Arntzenius, ca. 1890).
Waarom moesten kinderen tot ver in de 19de eeuw werken?
Wat voor werk deden ze vooral?
Waarom veranderde dit?
Zijn er nog sporen te vinden van kinderarbeid in de stad? Denk bijvoorbeeld aan straatnamen zoals Lijnbaan: touwen maken werd door jonge kinderen gedaan), oude fabrieken, schilderijen, etc.?
Of lees een fragment voor uit één van de jeugdboeken die over kinderarbeid vroeger gaan.
Tip! MuZee Scheveningen biedt een museumles aan over kinderarbeid.
…En nu? Bespreek met elkaar dat kinderarbeid in Nederland gelukkig bij wet verboden is, maar dat er in andere delen van de wereld helaas nog steeds jonge kinderen gedwongen worden te werken.
Wisten de leerlingen hiervan? Wat vinden ze ervan?
20 November 1989 Bespreek met de leerlingen dat er vroeger allerlei afspraken zijn gemaakt en wetten opgeschreven, waardoor wij goed samen kunnen leven in ons land. Naast de Grondwet bestaat ook een speciale lijst van rechten en wetten die voor kinderen gelden, namelijk de (Internationale) Rechten van het kind. Het verdrag van de Universele Verklaring van de Rechten van het Kind werd op 20 november 1989 aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. De kinderrechten gelden voor alle kinderen over de hele wereld. Ook Nederland heeft deze verklaring ondertekend. De landen verplichten zich hiermee tot het beschermen van de rechten van kinderen in hun land. Elk jaar wordt op 20 november de 'Internationale Dag van de Rechten van het Kind' (Universal Children's Day) gevierd.
Onderzoek samen met de leerlingen welke artikelen in de Grondwet speciaal voor kinderen gelden en die zijn opgenomen in het Internationale verdrag voor de rechten van het kind. Gebruik hierbij bijvoorbeeld het werkblad van ProDemos.
In de lijst van ProDemos, op de 2de pagina, staan twee rechten vermeld waar in de tweede helft van de 19de eeuw speciale wetten voor in het leven werden geroepen in Nederland, namelijk Het recht op onderwijs en Het recht op bescherming tegen kinderarbeid. In 1874 ontstond het Kinderwetje van Van Houten en in 1900 de eerste Wet op de Leerplicht.
Vorm groepjes. Geef de leerlingen de opdracht onderzoek te doen naar (een van) deze twee wetten:
Wanneer ontstonden ze?
Wat hield het in?
Waarom ontstonden ze?
Golden ze voor iedereen?
Bespreek het na.
Zijn de leerlingen blij dat deze wetten ooit gemaakt zijn?
Waar zou eigenlijk wat hen betreft ook een wet voor mogen komen?
Doe onderstaande opdrachten of maak een keuze:
Hoe zou het zijn als… Geef de leerlingen de opdracht om zich een voorstelling te maken van het leven voordat de wetten werden ingevoerd. Hoe zag je dag er als kind dan uit? Wanneer stond je op, wat deed je daarna? Kon je wel spelen? Mocht je naar school? Vraag hen dit in de vorm van een dagboekfragment te beschrijven: “Een dag uit het leven van…”.
Vlog Vraag de leerlingen een vlog te maken, waarbij een kind van vroeger en een kind van nu met elkaar in gesprek gaan. Ze vergelijken hun levens met elkaar en vertellen elkaar over wat ze doen en meemaken. Ze gebruiken hiervoor bijvoorbeeld de app InShot.
De resultaten kunnen als volgt worden gepresenteerd:
Vraag de leerlingen hun dagboekfragmenten voor te lezen.
Plaats de dagboekfragmenten op een Instagram-account.
Plaats de vlogs op een YouTube-kanaal.
Organiseer een film- of voordrachtavond.
Reflectie subdoelen
Wat is voor jou het grootste verschil tussen het leven van een kind vroeger en jouw leven nu?
Reflectie proces
Hoe vond je het om je in te beelden hoe het leven van een kind er vroeger uitzag?
6. Opdracht: De Kindertroonrede
De leerlingen gaan Prinsjesdag en in het bijzonder de troonrede, onder de loep nemen. Waarom bestaat Prinsjesdag, welke tradities zijn er, wanneer vindt het plaats, en hoelang al? Ze ontdekken de rol en de inhoud van de troonrede en ontwikkelen vervolgens een eigen kindertroonrede met nieuwe tradities.
Subdoel kennis
De leerling vertelt over de historie en de achtergrond van de troonrede.
Subdoel vaardigheid
De leerling geeft vorm aan een eigen troonrede met aandacht voor inhoud en uitvoering.
Benodigdheden
digibord
materialen voor de kindertroonrede en de kinderprinsjesdag
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren en presenteren. Aan het eind van deze opdracht staan evaluatievragen die betrekking hebben op het hele project.
Artikel 65 van de Grondwet luidt: “Jaarlijks op de derde dinsdag van september of op een bij de wet te bepalen eerder tijdstip wordt door of namens de Koning in een verenigde vergadering van de Staten-Generaal een uiteenzetting van het door de regering te voeren beleid gegeven”'. Met andere woorden, de regering moet aan de burgers elk jaar vertellen wat ze het komende jaar van plan zijn. Dit gebeurt al sinds jaar en dag in de Troonrede, tijdens Prinsjesdag op de 3de dinsdag in september.
Laat de leerlingen aantekeningen maken. Laat hen hun bevindingen in een klassikaal nagesprek kort aan elkaar terugkoppelen.
Bekijk (een fragment van) de troonrede van 2019 en (van) een oudere troonrede, bijvoorbeeld die van 1948. Bespreek de troonrede aan de hand van de volgende punten:
Wat wordt er precies voorgelezen?
Wat vind je van de manier waarop de Troonrede wordt voorgelezen?
Wie zijn er allemaal bij deze bijeenkomst aanwezig?
Wie zit op welke plaats in de Ridderzaal?
Sinds wanneer wordt de troonrede in de Ridderzaal uitgesproken?
Wordt er voldoende aandacht besteed aan onderwerpen die belangrijk zijn voor kinderen?
Geef de leerlingen dan de opdracht met de hele klas een kindertroonrede te schrijven: “Stel, jullie hebben een miljoen euro, waar zouden jullie geld aan willen uitgeven in het nieuwe jaar?”. Laat hen ook nadenken over de rituelen en tradities eromheen, en hoe de kindertroonrede moet worden voorgedragen:
Wat is de inhoud, welke onderwerpen komen er aan bod? Wat is voor kinderen echt belangrijk? Natuur, onderwijs, gezondheidzorg, iets anders?
Wie is er bij?
Waar wordt deze troonrede gehouden?
Wie spreekt hem uit?
Hoe gaat diegene er naartoe (vervoer en route)?
Op welke dag vindt deze troonrede plaats?
Hoe wordt de troonrede voorgedragen? (Denk aan zingen, gedicht, Prezi, rap, toneelstuk, etc.)
Laat de leerlingen ook overleggen over een goede rolverdeling: wie bereidt wat voor, wie werkt wat uit, wie voert straks bij de presentatie wat uit?
Laat de leerlingen hun kindertroonrede met alles wat ze er omheen bedenken, dan ook echt voorbereiden zodat de rede op een later moment kan worden voorgedragen.
Laat de leerlingen de kinderprinsjesdag naspelen en de kindertroonrede opvoeren zoals zij dat bedacht hebben. Gaan jullie jullie troonrede ook echt aanbieden aan de minister-president?
Reflectie subdoelen
Hoe presenteerde je het belangrijkste onderwerp van je troonrede?
Bespreek met de leerlingen het doorlopen proces aan de hand van onderstaande vragen:
Wat is het belang van dingen als een grondwet, kinderrechten en een troonrede?
Wat vind je het belangrijkste?
Kan een land ook zonder grondwet?
Als je de baas zou zijn, wat zou je dan aan de grondwet, kinderrechten of troonrede veranderen?
Eindreflectie: zelfregulatie terugkijkend
Wat zou je aan de grondwet, kinderwetten of troonrede willen veranderen?
Eindreflectie: zelfregulatie vooruitkijkend
Op welke manier zou je andere kinderen willen betrekken om deze verandering door te voeren?
Verder lezen?
Meld je dan nu aan of log in!
Registreer nu en ontvang gratis toegang tot al onze projecten in de Haagse Ladekast.