Vooraf: Maak scans van de illustraties op bladzijde 60-61, 62-63 en 64-65. Het is handig om deze in bijvoorbeeld PowerPoint of je digibord-presenter te zetten.
Het fragment dat je voorleest voorafgaand aan de fase ´uitvoeren´ start op bladzijde 56.
Heb je de tussenliggende pagina’s niet voorgelezen? Vat dan even samen door te vertellen:
“Deesje heeft tante niet gevonden op het station. Ze wordt verwisseld met Geesje, het meisje dat bij haar in de trein zat. Geesje was op weg naar een televisie-uitzending. Maar nu zit niet Geesje maar Deesje in de bus op weg naar de tv-studio. Ze rijden dwars door de grote stad.”
Start met voorlezen (bladzijde 56 ´De mooie dingen van de stad´) en eindig op bladzijde 78.
In dit fragment maakt Deesje een bustocht langs “de mooie dingen van de stad”. Als ze onderweg tante denkt te zien, ontvlucht ze de groep. Maar het is tante niet en Deesje staat alleen in de stad. Het wordt donker…
Lees het fragment in één keer voor. Na afloop ga je terug naar de drie platen die je ondertussen hebt laten zien zonder te bespreken: Escherhuis, Futurodam en de Trotse Toren. Aan welke attracties in Den Haag doen deze platen denken? (Eschermuseum, Madurodam en de torenflats in het centrum). Bespreek en vergelijk deze plekken.
Optie:
Je staat met Deesje op een hoge torenflat in het centrum van Den Haag. Kies:
- Wat zie je? Vertel Deesje over het uitzicht over de stad.
- Teken wat je ziet.
- Schrijf een kort verhaaltje.
Vervolgopdracht ´uitvoeren´
Deesje is de groep kwijt én heeft tante niet gevonden. Het wordt avond en ze is helemaal alleen in de stad. Bespreek: Kun je alleen zijn in een stad?
Geef de leerlingen de opdracht in tweetallen een kort opstel (´het volgende hoofdstuk´) te schrijven over hoe het nu verder gaat met Deesje. Laat ze eerst een woordweb maken met ideeën. Laat ze een keuze maken uit de ideeën en die in volgorde zetten: wat gebeurt eerst en wat dan…
Het verhaal hoeft geen slot te hebben, het is immers het volgende, maar niet het laatste hoofdstuk.
Geef voldoende tijd. Zodra iedereen klaar is, laat je de verhalen (voor)lezen. Kies daar zelf een handige organisatievorm voor.
Laat de leerlingen reflecteren op wat ze gelezen/gehoord hebben:
- Wat vond je het mooiste vervolg op het verhaal? Waarom?
- Wat vond je een onaannemelijk verhaal (bijvoorbeeld: leuk bedacht, maar dat kan niet in een stad).
- Deesje is verdwaald in de stad. In welk verhaal komt de stad het best naar voren?
- In een stad kom je allerlei verschillende mensen tegen. Met wat voor mensen krijgt Deesje te maken?
Noot:
Het voorleesfragment voor de fase ´presenteren´ start op bladzijde 110. Beslis zelf of je de tussenliggende pagina’s in de tussentijd voorleest. Voor de opdrachten is het niet noodzakelijk, maar de leerlingen zullen wel nieuwsgierig zijn.
Reflectievragen die je kunt stellen tijdens het werken aan de opdracht en/of erna
- Heb je genoeg informatie om te kunnen verzinnen hoe het verhaal verder gaat?
- Wat zou je nog willen weten?
- Welke sfeer voelde je bij het voorlezen? Hoe kun je dat in jouw verhaal verwerken?
- Welke titel geef je aan het nieuwe hoofdstuk? Waarom kies je die titel?