1. Lees de herinneringen voor die Tonke opschreef in het boek Als de sterren zingen op bladzijde 19-21.
2. Waar haalt Tonke Dragt inspiratie vandaan voor het verzinnen van verhalen? Soms zijn dat gebeurtenissen uit haar eigen leven.
Bespreek dat voor Tonke de tuin van haar huis in Den Haag ook een inspiratiebron vormde voor verhalen. Lees het verhaal Twee rode tulpen op blz. 11 voor of geef het boek door in de klas en laat telkens een leerling een fragment voorlezen.
Bespreek:
- Waar gaat dit verhaal over?
- Is dit verhaal echt gebeurd?
- Welke delen van het verhaal herken je uit de herinneringen die we eerder hebben gelezen?
Tip: Tonke Dragt was oorspronkelijk in de eerste plaats een ‘tekenjuf’ – de illustraties zijn vaak haar inspiratie om tot een verhaal te komen. Bekijk de illustraties.
3. Associatie-oefening
De leerlingen nemen een plek in gedachten; dit kan hun eigen tuin zijn, de tuin van hun oma of buurman, het parkje om de hoek, hun balkon. Het maakt niet uit waar, als het maar een duidelijke plek is.
Geef ze een velletje papier en laat ze in steekwoorden antwoord geven op onderstaande vragen (laat ze niet te lang nadenken, als ze het even niet weten, slaan ze de vraag over):
- Welke kleuren zie je?
- Hoe voelt het wat je ziet?
- Hoe ruikt het?
- Schrijf een paar dingen op die je ziet.
Vervolgens maken ze een korte tekst, waarbij ze bovenstaande associaties gebruiken. Het mogen korte zinnen zijn, zonder interpunctie en hoofdletters. De associaties helpen de leerlingen om hun fantasie op gang te brengen. Ze hoeven niet alle antwoorden te gebruiken en ze mogen ook nieuwe dingen verzinnen. Alles is goed. Ze schrijven een paar regels tot maximaal een half A4-tje. Laat, als iedereen klaar is, een paar leerlingen hun tekst voorlezen.
Tip: De leerlingen kunnen ook al een eerste illustratie of schets maken als inspiratie voor hun verhaal.
4. Het verhaal
Aan de hand van deze schets schrijven de leerlingen een kort fantasieverhaal. Minimaal één, maximaal twee A4-tjes. Zie ook de tips in het kader onderaan.