Identiteit staat voor eigenheid. De een rolt liever in de modder dan dat hij rustig in de wei staat te grazen, de ander gaat liever niet naar de kapper want hij is trots op zijn enorme bos haar. Sommigen vinden dat raar, want het is anders. Wat zijn jouw eigenschappen en kenmerken, of wat doe jij graag? Aan de hand genomen door gedichten, liedjes en prentenboeken gaan de leerlingen dat op een speelse manier onderzoeken. Ze ontdekken wat er allemaal anders kan. Is anders wel anders, of eigenlijk ook gewoon? Ze gaan zelf verhaaltjes verzinnen over dieren die liever wat anders doen dan gewoonlijk. Ook rijmen ze erop los en husselen ze gedichten door elkaar. Ze dragen tot slot eigen werk al dansend voor. Want zo doe je dat, eigenheid vieren!
Welkom! Je gaat in de klas werken met het lesmateriaal van Cultuuronderwijs op zijn Haags. Voor je aan de slag gaat leggen we je uit hoe je dit project tot een succes kunt maken.
Samen ontdekken Onze cultuurlessen zijn gebaseerd op de didactiek van procesmatig werken, de leerlingen doorlopen hierbij een creatief proces. Zij worden zich bewuster van zichzelf, hun omgeving en ontdekken op een speelse manier hun creatieve vermogen. Met als kern dat je als leerkracht samen met de leerlingen beleeft, beschouwt, verbeeldt, bedenkt en maakt.
Houdingsdoelen Bij de introductie, oriëntatie en opdrachten worden kennisdoelen en vaardigheidsdoelen benoemd. Onderstaande houdingsdoelen gelden in het algemeen:
De leerling toont zich nieuwsgierig en proactief.
De leerling kan positief-kritisch reflecteren op eigen werk en op dat van anderen.
Overleg en deel je plannen met de icc’er of je cultuurcoach.
Wij adviseren je het hele project van tevoren door te lezen om je goed voor te bereiden en de mogelijkheden te ontdekken die het project biedt.
Je kunt het lesmateriaal ook downloaden en printen. Gebruik het smartboard voor het beeldmateriaal.
Als richtlijn adviseren wij voor het doorlopen van het creatief proces in het hele project, zes tot acht lesmomenten in te plannen. Alle projecten hebben een introductie, oriëntatie en drie opdrachten. Je kunt ervoor kiezen het lesmateriaal aan te passen naar eigen wensen.
Iedere opdracht heeft dezelfde opbouw: onderzoeken, uitvoeren en presenteren. De reflectievragen kunnen tijdens en na iedere fase van het creatief proces met de individuele leerling of de hele groep besproken worden.
Nodig eens een Kunstenaar in de klas uit. Die kan levendig en beeldend over het beroep vertellen dat past bij dit project. Het gerelateerde aanbod bij dit project vind je op onze site.
Een bezoek aan een voorstelling, tentoonstelling of vaste collectie in een Haagse culturele instelling is ook van grote meerwaarde. Zie VONK voor het actuele aanbod.
Bedenk ook van tevoren bij welke onderdelen je ouders kunt of wilt inschakelen. Het project gaat meer leven als er ook buiten de klas aandacht voor is.
Maak foto’s of filmpjes van de diverse presentatiemomenten en deel deze via de schoolwebsite, klassenapp of andere kanalen.
Project specifieke informatie
Over dit project
De leerlingen duiken met behulp van een variatie aan gedichten en prentenboeken in het thema ‘identiteit’. Ze onderzoeken hoe ze zich verhouden tot anders (willen) zijn en doen. Het ‘anders’ zijn wordt herkenbaar gemaakt met behulp van prentenboeken en gedichten. In de introductie- en oriëntatiefase wordt de nieuwsgierigheid van de leerling gewekt door middel van een liedje uit de tekenfilm Mowgli en een opdracht rondom het gedicht Wie is wie. Een opmaat naar de eerste opdracht, waar het prentenboek Kan een lammetje ook een varken zijn? de leidraad vormt. In de tweede opdracht ontdekken de leerlingen dat iets wat onhandig lijkt toch nuttig kan zijn, zeker als het iets is wat echt eigen is en waar je trots op mag zijn. In dit geval een grote bos haar. Ze onderzoeken wat hun eigen kenmerken en eigenschappen zijn waar ze trots op zijn. Het project wordt afgesloten met een husselgedicht, complimenten en een dansje.
Het project kan op de volgende manieren worden geïntroduceerd:
Net als jij? Bekijk en bespreek het liedje Ik ben net als jij. Gebruik daarbij de onderstaande liedtekstjes.
O, oebiedoe Ik ben eraan toe Ik maak me kwaad als jij Ik praat als jij Een, twee in de maat
O, ik ben eraan toe Want ik lijk op jou Ja, ik lijk op jou Kijk maar wat ik doe
Wie in de tekenfilm vindt dat ie net is als Mowgli? Waarom wil hij op Mowgli lijken? Wat doet Baloe? Is hij aan het na-apen?
O Oebiedoe Vorm een kring. Een leerling staat in het midden. Die mag iets uitbeelden en de anderen gaan hem na-apen. Gebruik de liedteksten. Zing het hele liedje of enkele zinnen. Bijvoorbeeld: Zing met elkaar: O Oebiedoe, Kijk maar wat ik doe… Laat de leerling in het midden iets uitbeelden. De anderen doen de beweging na met de tekst: Ja ik lijk op jou, kijk maar wat ik doe.
Doorloop de vaste oriëntatieonderdelen: het filosofisch gesprek en het uitvoeren van de oriëntatieopdracht.
Het filosofisch gesprek
Voer naar aanleiding van de introductie een filosofisch gesprek. Stel hierbij (een aantal van) onderstaande vragen:
Zijn we hetzelfde als we hetzelfde doen?
Zou je soms graag een ander willen zijn?
Waarom ben jij mij niet en ik niet jou?
Wat is er bijzonder of ‘eigen’ aan jou?
Doorloop de volgende stappen:
Wie is wie
Lees het gedicht Wie is wie van Frank Eerhart voor.
wie is wie als ik jou was en jij mij zou ik een zij zijn en jij een hij ik was klein en jij was lang jij was sterk en ik was bang ik was druk en jij was stil ik had een staart en jij een bril ik was dun en jij was dik maar jij bent jij en ik ben ik
Bespreek het gedicht na aan de hand van de volgende vragen:
Welke verschillen heb je gehoord tussen de een en de ander?
Welke verschillen zijn tegenstellingen?
Wie kan er nog meer tegenstellingen bedenken? (Zwart en wit, warm en koud, etc.)
Verken met de leerlingen de rijm en de rijmstructuur in het gedicht. Lees de eerste strofe nogmaals voor en vraag welke woorden op elkaar rijmen.
Kijk of je het gedicht kunt uitbreiden. Dit kan klassikaal of in tweetallen. Ga op zoek naar tegenstellingen en maak daar een rijmende zin bij. Zoals:
Als ik jou was en jij mij was ik boos en was jij blij
Ik hield van koud en jij van warm Jij was rijk en ik was arm
Het gedicht eindigt met de zin: “maar jij bent jij / en ik ben ik”. Wat vinden jullie daarvan?
Succescriterium
Bespreek met de leerlingen de opdracht(en): welke onderwerpen gaan zij onderzoeken de komende les of tijd? Formuleer vanuit het filosofisch gesprek en/of de oriëntatie-opdracht, samen met de leerlingen, een succescriterium waaraan zij werken. Een voorbeeld van een succescriterium bij dit project kan zijn:
De leerling kan zich inleven in de ander en op een fantasievolle manier spelen met kenmerken en eigenschappen bij het maken van dichtregels en het bedenken van verhaaltjes.
4. Opdracht 1: Anders dan anders
In deze opdracht staat het boek Het lammetje dat een varken is centraal. Het lammetje wil, net als de varkens, in de modder rollen. Zowel de varkens als de schapen vinden dit maar raar. Het is een mooi uitgangspunt om samen met de leerlingen te kijken naar identiteit, uiterlijk en gedrag.
Subdoel kennis
De leerling legt uit dat ook dieren ieder hun eigen unieke kenmerken en eigenschappen hebben.
Subdoel vaardigheid
De leerling kan met behulp van zijn verbeelding een nieuw dier of dierenverhaal bedenken.
Benodigdheden
het prentenboek Het lammetje dat een varken is van Pim Lammers
Bijlage 1. Afbeelding van blz. 3 uit Het lammetje dat een varken is
Bijlage 2. Het werkblad met het gedicht Anders van Joke van Leeuwen
Bijlage 3. Gedicht Joris Jan Bas van Ted van Lieshout
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren en presenteren.
Doorloop onderstaande stappen om het project te onderzoeken:
In de modder
Laat de bijlage met de illustratie op blz. 4-5 uit het prentenboek Het lammetje dat een varken is zien op het digibord. Bespreek de illustratie met elkaar aan de hand van onderstaande vragen. Let op: lees de tekst nog niet voor.
Wat zie je?
Welke dieren zie je?
Wat is de bruine kleur op de plaat?
Wie spelen er graag in de modder?
Er is één lammetje dat in de modder ligt te rollen. Wat vind je daarvan?
Wat vinden de andere schapen ervan, denk je? En de varkens?
Bekijk nu de animatie met de preview van het prentenboek. Zet de animatie even stil bij seconde 035. Bespreek met elkaar: Wat vind jij van het lammetje? Iedereen vindt het maar gek. Vind jij het lammetje gek? Waarom wel of niet?
Lees nu het hele prentenboek Het lammetje dat een varken is voor. Laat de leerlingen reageren op het verhaal.
Wat vind je ervan dat het lammetje varkensdingen wil doen?
Hoe zou jij het hebben ‘opgelost’?
Kun je iets bedenken waarvan iedereen zou zeggen ‘dat het raar is’ als jij dat zou doen? Schrijf de bevindingen eventueel op.
Anders
Lees en bespreek het gedicht Anders van Joke van Leeuwen.
Als alles anders was dan het is als ik kon ademen als een vis als de zon groen was en ik blauw als vandaag toen was en ik jou als ik kon springen als een paard en ook zo’n vacht had en zo’n staart als ik kon vliegen als een mus Ja dan was alles Anders dus
Laat de leerlingen in tweetallen een eigen versie van het gedicht maken, door nieuwe mogelijkheden te bedenken. Rijmen mag, maar hoeft niet. Gebruik hiervoor het werkblad. Deze opdracht kan natuurlijk ook klassikaal.
Olifant in zee
Haal het verhaal van het prentenboek weer op. Laat de leerlingen in tweetallen een variant op het verhaal van het lammetje verzinnen: welk dier zou er nog meer op een onverwachte plek willen zijn? Bijvoorbeeld: een olifant die in zee zwemt met de dolfijnen, omdat hij van waterballet houdt en zich zo lekker licht als een veertje voelt. Het mag natuurlijk ook over meerdere dieren gaan. De leerlingen gaan ook samen een kort verhaaltje over dit dier verzinnen. Ze kunnen daar (vooraf) een tekening of collage bij maken.
Hang het gemaakte werk op. Nodig de ouders uit. Vertel over wat er gedaan is in de klas. Laat de leerlingen hun verhaaltjes vertellen of hun zelfgemaakte versies van het gedicht Anders voordragen. Tip: Laat de ouders ook een eigen versie van het gedicht maken.
Waarin ben jij anders, denk je? Hoe voelt dat? Zeggen anderen er wel eens iets van?
Waarin zou jij anders willen zijn?
Wat vind je ervan dat wat voor jou gewoon is, voor een ander misschien anders is en ‘anders’ weer voor iedereen verschillend is?
Reflectie subdoelen
Wat kun je nu vertellen of uitleggen over de betekenis van het woord anders?
Reflectie proces
Wat is er allemaal bedacht dat zo anders dan anders was dat je er om moest glimlachen?
5. Opdracht 2: Anders best handig
Iets dat vervelend lijkt, kunnen ombuigen naar iets positiefs. Iets wat onhandig lijkt, blijkt toch nuttig. Dat kan als je anders denkt, je fantasie gebruikt. Het verhaal van Idje in deze opdracht heeft dat als rode draad.
Subdoel kennis
De leerling legt uit wat een kenmerk en/of een eigenschap is.
Subdoel vaardigheid
De leerling kan hetgeen hij heeft ontdekt over zichzelf verwerken in een verhaaltje of zichzelf presenteren op een ‘catwalk’
Lees het boek Idje wil niet naar de kapper voor of bekijk de video op YouTube waar het verhaal wordt voorgelezen. De eigenwijze Idje wil niet naar zijn moeder luisteren. Zijn haar is heel lang, veel te lang vindt zijn moeder. Hij moet nodig eens naar de kapper. Maar Idje wil niet, hij vindt het juist handig. En verricht er uiteindelijk een heldendaad mee…
Bespreek samen, aan de hand van het verhaal, het verschil tussen een kenmerk en een eigenschap. Vraag wat de leerlingen bijzonder aan zichzelf vinden of waar ze trots op zijn. Maak twee lijstjes met bijzondere kenmerken en eigenschappen. En wat vinden anderen bijzonder aan jou? Je ogen, je haar, dat je zo sterk bent? Denk ook aan kenmerken of eigenschappen die in eerste instantie niet handig lijken of waar je niet trots op bent.
Laat de leerlingen één kenmerk of eigenschap kiezen waar ze trots op zijn. Ze gaan bedenken wat voor bijzonders ze met het kenmerk of de eigenschap kunnen doen. Laat de leerlingen dit voor zichzelf bepalen. Denk weer aan het verhaal van Idje. Overdrijven mag! Schrijf de bevindingen op.
Suggestie: Gebruik eventueel ter inspiratie het te downloaden kinderboek Iedereen is anders geboren van Nathalie de Jong.
Voer onderstaande opdrachten uit of maak een keuze.
De avonturen van Het verhaal van Idje eindigt met de zin: Volgens mij gaan Idje en zijn haar nog veel meer avonturen beleven. Er zijn twee mogelijkheden: bedenk samen met de leerlingen nog een of meerdere avonturen voor Idje.
Of laat de leerlingen in tweetallen een avontuur verzinnen met het eigen gekozen kenmerk of eigenschap. Gebruik hiervoor de bevindingen uit het onderzoek. Help de leerlingen met het verzinnen of opschrijven van hun verhaaltje. Laat ze er eventueel een tekening bij maken.
Best handig Gebruik de opbrengsten van het onderzoek en bereid samen een ‘catwalk show’ voor. De leerlingen verzinnen hoe ze één voor één over de catwalk kunnen lopen en hun bijzondere kenmerk of eigenschap kunnen presenteren. Wat is er onhandig of juist heel handig?
Help de leerlingen met het opschrijven van aankondigingszinnen. Als het lukt op rijm. Bijvoorbeeld:
Zie hier dit is Mila, ze houdt van in bomen klimmen, ze heeft altijd vieze kleren, maar ze kan wel goed ontsnappen aan boze beren.
Daar komt Ali, hij kan moeilijk stilzitten, de juf wordt er gek van, maar dat is wel waarom hij zo goed dansen kan.
Hier zien we Melle, hij heeft heel lang haar waar veel klitten in raken, maar kan hij ook heel goed vlechten en knotjes maken.
Kijk onze Meryem, ze heeft hele grote voeten en struikelen kan ze erg goed, maar ook heel hard rennen als het moet.
Maak een keuze uit onderstaande mogelijkheden.
Andere avonturen Laat de leerlingen die dat willen hun nieuwe zelfverzonnen avonturen vertellen.
Best Handig Show Oefen de catwalk. Neem zelf de rol van presentator op je of laat de leerlingen dat om en om doen. Lopen de leerlingen op een bijzondere manier, dragen ze iets bij zich, hebben ze er speciale kleren voor nodig?
Nodig de ouders of een andere klas uit. En de show kan beginnen! Elke leerling wordt om de beurt aangekondigd.
Reflectie subdoelen
Hoe heeft het verhaal van Idje je geholpen met het onderzoeken van je eigen bijzondere kenmerken of eigenschappen?
Reflectie proces
Wat ontdekte je over jezelf of je klasgenootjes dat je nog niet wist?
6. Opdracht 3: Vier jij jezelf?
Bij deze opdracht gaan de leerlingen op verschillende manieren aan de slag met het gedicht Manieren om jezelf te vieren. Ze maken hier variaties van door te husselen en vullen het gedichtje aan met een compliment. Ze dragen alle versies voor.
Subdoel kennis
De leerling legt uit dat je zelf betekenis aan een gedicht kunt geven.
Bijlage 3. Het kopieerblad met het gedicht Manieren om jezelf te vieren
voldoende blanco A-4 vellen, waarop de stukjes geplakt kunnen worden
lijmstiften
Aan de slag in de klas
Ik ben anders heel gewoon In dit project hebben we het gehad over anders zijn. Maar misschien is anders wel heel gewoon. Bespreek de ervaringen nogmaals. Bijvoorbeeld aan de hand van een aantal van onderstaande vragen:
Als je anders bent, ben je dan gewoon jezelf?
Als je een ander tegenkomt, weet die dan altijd meteen wie jij bent? Hoe komt dat?
Als de ander jou niet kent, wat zou hij of zij dan over jou willen weten?
Manieren om jezelf te vieren spring ruis zing druis jubel juich zwier fluit wals dans fonkel pret pirouet op je bed uit je dak blote voet hoge hak in het gras veters los uit de pas duikel hos vier je vrij vier je blij of met mij
gedicht: Kate Schlingemann
Vier je blij
Bespreek dat we allemaal een beetje anders zijn. En dus zijn we allemaal bijzonder. Maar dat zeggen we niet altijd tegen elkaar. Het is heel fijn en leuk om een complimentje te krijgen en te geven.
Bedenk met elkaar zoveel mogelijk complimenten, en schrijf ze op. Denk aan mooi, knap, lief slim, etc. Bespreek welke complimenten over het uiterlijk (hoe je eruit ziet) gaan en welke over het innerlijk (hoe je bent).
Andere manieren vieren Deze opdracht kan klassikaal of, als de leerlingen al voldoende kunnen lezen, in groepjes. Met de woorden en zinnetjes uit het gedicht Manieren om jezelf te vieren gaan de leerlingen, door te husselen, nieuwe gedichtjes maken voor zichzelf. Gebruik hierbij het kopieerblad. Knip van tevoren de woorden of zinnetjes los, of laat de leerlingen het zelf doen. Zorg voor voldoende blanco A4-vellen papier. Maak een keuze uit onderstaande mogelijkheden.
Met de hele groep:
Lees eerst alle stukjes voor. Laat de leerlingen onderzoeken, dit mag ook willekeurig zijn, in welke volgorde de tekstjes onder elkaar mogen. Ze hoeven niet alle woorden of zinnetjes te gebruiken.
Lees het resultaat voor. Hoe klinkt het? Willen jullie nog iets veranderen? Als iedereen tevreden is worden de zinnetjes op een A4-vel papier geplakt. Dit kan meerdere keren herhaald worden. Bespreek de verschillen met elkaar.
Maak nog meer variaties door er ook zelf woordjes of zinnetjes bij te verzinnen. Verwerk ook een of meer complimenten in het gedicht.
In kleine groepjes:
Laat de leerlingen in hun groepje overleggen in welke volgorde ze de stukjes willen leggen. Ze leggen de strookjes van boven naar beneden. Ze hoeven niet alle woordjes of zinnetjes te gebruiken. Als ze het samen eens zijn, plakken ze de stukjes op het vel papier.
Laat de leerlingen een compliment verwerken in een extra regel voor het gedicht.
Spreek af wie van jullie groepje straks mag voorlezen. Loop intussen rond en help de groepjes, bijvoorbeeld bij het oefenen van het voorlezen.
Tip: Is het te lastig, maak er dan een spel van. Laat de leerlingen de zinnen in willekeurige volgorde opplakken en lees de resultaten voor. Hoe klinkt dat?
Sluit het project af met een feestje voor jezelf. Bijvoorbeeld door al dansend jullie zelfgemaakte gedichten voor te dragen.
Reflectie subdoelen
Van welke complimenten word jij heel vrolijk?
Eindreflectie: zelfregulatie terugkijkend
Wat hebben jullie allemaal ontdekt over het begrip ‘anders’?
Eindreflectie: zelfregulatie vooruitkijkend
Welke prentenboek of gedicht wil je nog eens lezen?
Verder lezen?
Meld je dan nu aan of log in!
Registreer nu en ontvang gratis toegang tot al onze projecten in de Haagse Ladekast.