Dans is in Den Haag nooit ver weg. Er zijn verschillende danstheaters en er werken veel dansgezelschappen en choreografen in de stad. Kortom, we wonen in een dansstad en dat gaan de leerlingen ontdekken in dit project. Als eerste opdracht onderzoeken de leerlingen de plekken waar je dans kunt tegenkomen en dat is lang niet alleen in het theater. In een dansquiz raden de leerlingen waar gedanst wordt. Op muren, drempels en trappen leren ze hoe je de omgeving kunt gebruiken in dans. Op school oefenen ze met banken, muren en kasten. Als spectaculair slot voeren ze bij de dans op een plek in de openbare ruimte of in een gebouw, een pop-up dans uit met de locatie als inspiratie.
Welkom! Je gaat in de klas werken met het lesmateriaal van Cultuuronderwijs op zijn Haags. Voor je aan de slag gaat leggen we je uit hoe je dit project tot een succes kunt maken.
Samen ontdekken Onze cultuurlessen zijn gebaseerd op de didactiek van procesmatig werken, de leerlingen doorlopen hierbij een creatief proces. Zij worden zich bewuster van zichzelf, hun omgeving en ontdekken op een speelse manier hun creatieve vermogen. Met als kern dat je als leerkracht samen met de leerlingen beleeft, beschouwt, verbeeldt, bedenkt en maakt.
Houdingsdoelen Bij de introductie, oriëntatie en opdrachten worden kennisdoelen en vaardigheidsdoelen benoemd. Onderstaande houdingsdoelen gelden in het algemeen:
De leerling toont zich nieuwsgierig en proactief.
De leerling kan positief-kritisch reflecteren op eigen werk en op dat van anderen.
Overleg en deel je plannen met de icc’er of je cultuurcoach.
Wij adviseren je het hele project van tevoren door te lezen om je goed voor te bereiden en de mogelijkheden te ontdekken die het project biedt.
Je kunt het lesmateriaal ook downloaden en printen. Gebruik het smartboard voor het beeldmateriaal.
Als richtlijn adviseren wij voor het doorlopen van het creatief proces in het hele project, zes tot acht lesmomenten in te plannen. Alle projecten hebben een introductie, oriëntatie en drie opdrachten. Je kunt ervoor kiezen het lesmateriaal aan te passen naar eigen wensen.
Iedere opdracht heeft dezelfde opbouw: onderzoeken, uitvoeren en presenteren. De reflectievragen kunnen tijdens en na iedere fase van het creatief proces met de individuele leerling of de hele groep besproken worden.
Nodig eens een Kunstenaar in de klas uit. Die kan levendig en beeldend over het beroep vertellen dat past bij dit project. Het gerelateerde aanbod bij dit project vind je op onze site.
Een bezoek aan een voorstelling, tentoonstelling of vaste collectie in een Haagse culturele instelling is ook van grote meerwaarde. Zie VONK voor het actuele aanbod.
Bedenk ook van tevoren bij welke onderdelen je ouders kunt of wilt inschakelen. Het project gaat meer leven als er ook buiten de klas aandacht voor is.
Maak foto’s of filmpjes van de diverse presentatiemomenten en deel deze via de schoolwebsite, klassenapp of andere kanalen.
Project specifieke informatie
Over dit project Dans is in Den Haag nooit ver weg. Er zijn verschillende danstheaters en er werken veel dansgezelschappen en choreografen in de stad. Kortom, we wonen in een dansstad en dat gaan de leerlingen ontdekken in dit project. Als eerste opdracht onderzoeken de leerlingen de plekken waar je dans kunt tegenkomen en dat is lang niet alleen in het theater. Daarna leren ze hoe je de omgeving van de stad in dans kunt gebruiken. Op school oefenen ze met banken, muren en kasten. Als spectaculair slot voeren ze in de openbare ruimte of in een gebouw een dans uit met de locatie als inspiratie.
Doelen Er worden twee hoofddoelen geformuleerd die specifiek zijn voor het hele project. De doelen zijn op het gebied van kennis en vaardigheden. Aan het eind van het project worden deze doelen met behulp van de succescriteria geëvalueerd op het gebied van zelfregulering: de leerling kijkt terug en blikt vooruit.
Reflecteren De reflectievragen bij de verschillende fases van het creatief proces kunnen tijdens en na iedere fase met de individuele leerling of de hele groep besproken worden. Zie ook de hand-out: Rollen van de leerkracht.
Algemene benodigdheden Maak gedurende het hele project gebruik van de volgende ruimtes en materialen:
klaslokaal met smartbord
speellokaal met de mogelijkheid muziek af te spelen met goed geluidsniveau
Let op: De opdrachten beschreven in dit project worden deels uitgevoerd in het klaslokaal en deels in het speellokaal. Het bekijken en bespreken van de filmfragmenten gebeurt in het klaslokaal. Voor de actieve dansopdrachten is een speellokaal of gymzaal nodig. Hier dien je muziek te kunnen afspelen met een goed geluidsniveau. Als jouw school geen geluidsapparatuur in de gymzaal heeft, kun je via CultuurSchakel gebruikmaken van een draagbare bluetooth speaker waarmee je muziek kunt afspelen vanaf een laptop of mobiele telefoon. Wil je hiervan gebruikmaken, neem dan contact op met je cultuurcoach van CultuurSchakel.
2. Introductie
Hoofddoel kennis
De leerling legt uit hoe je de omgeving van de stad kunt gebruiken in dans.
Hoofddoel vaardigheid
De leerling gebruikt de eigen omgeving bij het uitvoeren van een dans.
Aan de slag in de klas
Doe onderstaande opdrachten of maak een keuze om het project te introduceren:
Filmfragment bekijken Bekijk het filmpje van de Heavy Hitters, het selectieteam van het Haags HipHop Centrum. Bespreek na aan de hand van vragen als:
Dans jij weleens?
Waar doe je dat? Is dat dan op les bij een dansschool of op een feest?
Kun je uitleggen wat jij leuk vindt aan dansen?
Kijk je weleens naar dans? Waar zie jij dans: op YouTube, in een theater, bij een feest of festival?
Dans! Kies met de leerlingen een plek uit waar nooit gedanst wordt. Zoek een voor dans ongewone en bijzondere plek. Denk aan de gangen of de koffiekamer van de school, de klas, het plein in de buurt, de straat voor de school, de fietsenstalling, het winkelcentrum. Zorg voor muziek en voldoende volume, zet de muziek aan en… dans! Vraag eventueel aan de leerlingen die op dansles zitten of ze iets willen dansen van hun les of hoe ze dansen op een feest?
3. Oriëntatie
Benodigdheden
geen extra materialen nodig naast de algemene benodigdheden
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste oriëntatieonderdelen: het filosofisch gesprek en het uitvoeren van de eerste opdracht.
Het filosofisch gesprek Voer naar aanleiding van de introductie een filosofisch gesprek. Stel hierbij (een aantal van) onderstaande vragen:
Kun je overal dansen?
Wat zou het verschil zijn tussen een stad waar nooit gedanst wordt en een stad waar heel veel gedanst wordt?
Waar wordt er gedanst in Den Haag? Vraag aan de leerlingen waar in Den Haag gedanst wordt.
Theaters (Korzo, Zuiderstrandtheater, Theater aan het Spui, De nieuwe Regentes, theater de Vaillant, Laaktheater).
Dansscholen of buurthuizen in de wijk waar de school staat waar je lessen of cursussen kunt volgen.
Festivals, feesten of wedstrijden.
Ken je nog iets waar je met school naartoe gegaan bent? (Nederlands Danstheater, Lonneke van Leth, The Dutch Don’t Dance Division, Holland Dance Festival):
alles wat de leerlingen verder nog kunnen benoemen;
alles wat je zelf als leerkracht weet of doet. Dans je zelf ergens of ga jij naar voorstellingen kijken?
Succescriterium
Bespreek met de leerlingen de opdracht(en): welke onderwerpen gaan zij onderzoeken de komende les of tijd? Formuleer vanuit het filosofisch gesprek en/of de oriëntatie-opdracht, samen met de leerlingen, een succescriterium waaraan zij werken. Een voorbeeld van een succescriterium bij dit project kan zijn:
De leerling voert eigen dansbewegingen uit, waarbij hij gebruik maakt van zijn omgeving.
4. Opdracht: Raden maar
In de onderzoeksfase van deze eerste opdracht onderzoeken de leerlingen in wat voor verschillende situaties er zoal gedanst wordt. De leerlingen kiezen een situatie en bedenken hoe ze met enkele dansbewegingen kunnen laten zien om wat voor situatie het gaat. Is het een feest, een optreden, een wedstrijd? In een ‘dansquiz’ raden de andere leerlingen wat elk groepje uitbeeldt.
Subdoel kennis
De leerling benoemt verschillende situaties waarin gedanst wordt.
Subdoel vaardigheid
De leerling verbeeldt een specifieke danssituatie door zijn manier van dansen.
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren en presenteren.
Doorloop in deze opdracht onderstaande stappen:
Maak groepjes van drie of vier leerlingen. Geef de leerling een overzicht van verschillende situaties waar gedanst wordt:
Op een feest of festival.
Op een podium in een theater.
Een dansles in een dansstudio.
Een danswedstrijd of dansbattle.
Een andere situatie naar keuze (in je eigen kamer, met vrienden oefenen voor een filmpje dat je gaat maken o.i.d.).
Laat elk groepje één situatie uitkiezen. Ze gaan nu enkele (4 tot 6) dansbewegingen bedenken die bij deze danssituatie passen. Wanneer je op een feest danst, beweeg je anders dan wanneer je een wedstrijd wilt winnen. Wanneer je in een dansles staat ben je het nog aan het oefenen, is dans je beroep en sta je op het podium dan moet alles zo perfect mogelijk gaan. Hoe kun je dat in je bewegingen laten zien?
Een compositie-opdracht, de leerlingen maken in groepjes een korte dans.
De leerlingen gaan nu een kleine presentatie maken voor een dansquiz.
Doorloop daarbij de volgende stappen:
Laat de groepjes van de vorige opdracht muziek zoeken die ze vinden passen bij de situatie en dansbewegingen die ze hebben uitgekozen.
Ze gaan nu de dansbewegingen uit de vorige opdracht in een vaste volgorde zetten en een paar keer oefenen (liefst op hun muziek), totdat ze dit korte dansstukje met elkaar goed kunnen uitvoeren.
Eventueel:
Ze zoeken een afbeelding passend bij hun situatie (een theater, een feest, een dansstudio etc.).
Organiseer de dansquiz met een leerling als quizmaster. De groepjes laten om de beurt hun ‘danssituatie’ zien. De andere leerlingen raden per groepje welke situatie erbij hoort. Hebben de leerlingen afbeeldingen gezocht bij hun danssituatie, dan is het ook mogelijk nadat alle groepjes hun dans hebben laten zien, om alle foto’s op het smartbord te vertonen en de leerlingen te laten raden welke foto bij welk groepje hoort.
Reflectie subdoelen
Welke bewegingen zag je waardoor je de danssituatie herkende?
Reflectie proces
In welke situatie dans je zelf het liefst?
5. Opdracht: Muren, drempels en trappen
De leerlingen laten zich inspireren door freerunning en moderne dans waarbij elementen van de stad en gebouwen (muren, pilaren, trappen, leuningen) gebruikt worden. In het gymlokaal gaan ze met materialen als kasten en banken zo’n situatie nabootsen. Ze onderzoeken tot welke bewegingen dit uitnodigt en welke mogelijkheden dit biedt. Je kunt ergens overheen springen, tegenaan leunen, achter verdwijnen etc. Hun bewegingsvondsten verwerken ze in een kort dansstuk. Dit alles is een voorbereiding op het laatste onderdeel van dit project.
Subdoel kennis
De leerling benoemt verschillende werkwoorden die beweging in zich hebben.
Subdoel vaardigheid
De leerling gebruikt zijn omgeving in een eigen dans door gebruik te maken van gymtoestellen.
Benodigdheden
gymzaal of speellokaal met banken, kasten en matten
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren en presenteren.
Doorloop in deze opdracht onderstaande stappen:
Filmfragmenten bekijken Bekijk de volgende filmpjes:
Jump Freerun op de Dag van de Architectuur Den Haag (YouTube).
De dansfilm Tetris Variaties, opgenomen in Theater Kikker in Utrecht.
Bespreek na aan de hand van vragen als:
Welke overeenkomsten en verschillen zie je tussen de twee filmpjes?
Welke stadse elementen gebruiken de dansers allemaal op straat voor hun dans? En hoe gebruiken ze deze elementen?
Vind je dit gymnastiek of dans? Kun je dat toelichten?
Werkwoorden met beweging benoemen Verzamel met de leerlingen bewegingswoorden voor de bewegingen in de fragmenten. Bijvoorbeeld: springen, hangen, klimmen, leunen, steunen, rollen, verdwijnen, rennen, draaien, balanceren, slingeren, schuiven, glijden. Dit zijn allemaal begrippen die al beweging in zich hebben en makkelijk naar dans te vertalen zijn. Laat de leerlingen deze woorden opschrijven op een vel papier dat kan worden meegenomen naar de gymzaal.
Aan de slag in de gymzaal (of speellokaal)De opdracht kan ook in overleg met de gymleerkracht gegeven worden.
Dansen met muren, banken en kasten De leerlingen onderzoeken de mogelijkheden die de toestellen in het gymlokaal bieden voor dansbeweging. Doe dit in de volgende stappen:
Richt met de leerlingen de gymzaal of het speellokaal in als een ‘stad’. Dit naar analogie van de straat met muurtjes, banken, drempels e.d. Gebruik met het oog op de veiligheid alleen lage speeltoestellen zoals banken, lage kasten en matten. Ook de muren van de ruimte kunnen gebruikt worden om tegenaan te leunen en steunen. De laagste spijlen van een klimrek bieden ook veel mogelijkheden.
Maak twee- of drietallen. Zorg dat elk groepje een vel papier heeft met de ‘bewegingswerkwoorden´ die opgeschreven zijn in de vorige opdracht.
De leerlingen gaan in hun tweetal bij de verschillende werkwoorden bewegingen bedenken. Dat doen ze met gebruik van de materialen. Ze proberen meerdere ideeën te bedenken per werkwoord. Bijvoorbeeld:
‘Leunen’: hoe kun je tegen de muur leunen? Kan het met je rug? Met je voeten? Je hoofd? Met welke lichaamsdelen nog meer? En hoe leun je tegen een hele lage bank?
‘Glijden’: Kun je langs de muur naar beneden glijden met je hele lijf of alleen met je benen? En hoe glijd je over een bank heen?
‘Verdwijnen’: kun je heel plotseling verdwijnen (bijvoorbeeld achter een kast), kun je in slow motion verdwijnen? Kun je op één klein stukje na verdwijnen?
Door dergelijke vragen te stellen daag je de leerlingen uit om veel verschillende en verrassende variaties te bedenken.
Een compositie-opdracht, de leerlingen maken in groepjes een korte dans.De leerlingen maken een korte dans met gebruik van de dansbewegingen die ze in de vorige opdracht gevonden hebben. Ze werken verder in de twee-of drietallen uit de vorige opdracht.
Doorloop onderstaande stappen:
Laat de tweetallen 6 tot 8 bewegingen die ze gevonden hebben bij het onderzoek uitkiezen. Dat mogen ook bewegingen zijn die ze bij een ander tweetal hebben gezien. Laat ze de bewegingen in een vaste volgorde zetten en met elkaar oefenen. Bijvoorbeeld: Je rolt over een bank, rent naar een kast, klimt op de kast, maakt hier een draai en springt eraf, rent naar de muur, leunt er tegenaan, glijdt langzaam naar beneden, rolt over de grond terug naar de kast en verdwijnt daar achter.
Laat de leerlingen deze serie bewegingen verbinden met elkaar zodat het één doorgaand dansstuk wordt. Hiervoor kunnen ze gebruikmaken van de danskaartjes ‘tijd’ (nr. 15 t/m 22):
Ga je snel of langzaam van de ene beweging naar de andere?
Doe je dit allemaal tegelijk of na elkaar?
Gebruik je het ritme van de muziek of kies je je eigen tempo?
Houd je af en toe een interessante houding vast in ‘freeze’?
Laat de leerlingen hun dansstuk oefenen zodat ze het precies zo kunnen uitvoeren als ze met elkaar hebben afgesproken. Laat ze een duidelijke begin- en eindhouding afspreken en deze samen enkele tellen vasthouden.
De leerlingen kiezen zelf een muziekstuk of gebruiken één van onderstaande nummers:
De groepjes laten hun dans zien aan de rest van de klas. Houd rekening met onderstaande aandachtspunten:
Zorg dat de leerlingen die gaan presenteren de tijd nemen om goed klaar te staan.
Geef kijkopdrachten door groepjes aan elkaar te koppelen en feedback te geven. Gebruik daarvoor onderstaande reflectievragen.
Reflectie subdoelen
Welke (bewegings-)werkwoorden zag je terug in de dansen met de gymtoestellen?
Reflectie proces
Hoe was het om gebruik te maken van je omgeving in je dans?
6. Opdracht: Dansplek
In deze opdracht maken de leerlingen een dans op een locatie in of naast de school. Ze volgen hiervoor precies dezelfde stappen als in de vorige opdracht. Het enige verschil is dat ze het nu niet in de gymzaal doen, maar op een locatie in of rondom de school waarbij ze gebruikmaken van wat daar is. Er wordt gebruikgemaakt van wat deze plek te bieden heeft op het gebied van materialen, bebouwing en inrichting.
Subdoel kennis
De leerling legt uit op welke manier de eigen omgeving kan inspireren bij het bedenken en uitvoeren van een dans.
Subdoel vaardigheid
De leerling voert in of rond de school een eigen dans uit, waarbij hij gebruik maakt van de inrichting en bebouwing van de locatie.
Aan de slag in de klas of op locatie
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren en presenteren. Aan het eind van deze opdracht staan evaluatievragen die betrekking hebben op het hele project.
Voer onderstaande opdrachten uit:
Filmfragment bekijken De Haagse choreograaf Erik Kaiel maakt dansvoorstellingen op locatie. Bekijk het fragment Murikamification, in de binnenstad van Den Haag. Bespreek na aan de hand van onderstaande vragen:
Zag je iets wat je al eens eerder hebt gezien? En iets wat je nog nooit hebt gezien?
Gebeurden er dingen die je raar vond?
Wat van de omgeving hebben ze gebruikt? Was er iets bij wat jij ook wel zou willen doen?
Aan de slag in of rond de school
Dans op locatie Een compositie-opdracht, de leerlingen maken in groepjes een korte dans. Doorloop de volgende stappen:
Kies met de klas een locatie die de leerlingen inspireert om daar dansbewegingen te bedenken. Een plek die uitdaagt en mogelijkheden biedt om ergens overheen te springen, over randjes te lopen, aan te hangen, tegen te leunen etc. De speelplaats is hier waarschijnlijk heel geschikt voor maar de gangen en trappen in school of een plein, skatebaan of park vlakbij de school zijn ook mogelijk.
Laat de leerlingen in tweetallen of groepjes onderzoeken welke bewegingen ze kunnen maken met gebruik van bomen, banken, muren, leuningen etc.
Laat ze uiteindelijk zes tot acht ideeën uitkiezen en in een vaste volgorde zetten. Precies zoals ze dat in de vorige opdracht in de gymzaal deden.
De leerlingen verbinden de verschillende bewegingen met elkaar zodat het een doorgaande dans wordt. Ze kunnen hier eventueel weer de danskaartjes ‘tijd’ weer bij gebruiken.
Doorloop onderstaande stappen om de opdracht uit te voeren:
Dans helemaal afmaken De volgende punten bespreken de leerlingen in hun groepjes om zo tot duidelijke afspraken te komen voor hun dansstuk:
Ruimtegebruik:
Waar starten we?
Hoe bewegen we door de locatie?
Waar gaan we als eerste naartoe, waar daarna, etc.?
Hoe verplaatsen we?
Waar eindigen we?
Sfeer van de plek. Misschien willen de leerlingen iets van de activiteiten of sfeer van de plek gebruiken in hun dans. Op het speelplein kunnen ze juichend aan komen rennen, in de gangen van school willen ze misschien als slot gehaast weglopen alsof ze op tijd in de klas moeten zijn.
Muziek Bespreek ook of de leerlingen muziek willen gebruiken bij hun dans. Bedenk wel dat er dan een box nodig is om voldoende volume te hebben. Ze kunnen muziek naar keuze gebruiken.
De eindresultaten kunnen op verschillende manieren gepresenteerd worden:
Pop-up dans De dansstukken kunnen getoond worden als een ‘pop-up dans’: onaangekondigd start de dans op locatie. Het publiek bestaat uit bijvoorbeeld voorbijgangers en andere leerlingen in de school zoals tijdens de pauze. De toeschouwers hebben geen vaste plaats; ze kunnen blijven staan, rondlopen of doorlopen.
Dansfilm Maak een dansfilm. Dans op locatie leent zich uitstekend om te filmen. Hierbij kan goed worden gespeeld met verschillende camerastandpunten, bijvoorbeeld van bovenaf, vanachter een raam, van heel veraf − of juist van heel dichtbij, waarbij alleen een deel van het lichaam gefilmd wordt. In het fragment van de dansfilm Tetris Variaties is dit goed te zien.
Dansfoto’s op locatie Maak met elkaar foto’s van bijzondere houdingen en bewegingen die de leerlingen maken in hun dans. Print de foto’s uit. Hang ze op bij de plek waar de betreffende foto gemaakt is, dus op een bank, naast de trap, aan een boom etc.
Reflectie subdoelen
Welke beweging was onmogelijk uit te voeren zonder gebruik te maken van de omgeving?
Bespreek met de leerlingen het doorlopen proces aan de hand van onderstaande vragen:
Wat heb je ervaren of geleerd over dans wat nieuw voor je is?
Kijk je anders naar dans na dit project? Wat is er veranderd?
Waarin verschilt het dansen op locatie met dansen in het lokaal?
Omschrijf dit project in twee woorden.
Welke vervolgopdracht op dit project kun je bedenken?
Eindreflectie: zelfregulatie terugkijkend
Met welke objecten in jouw omgeving kon je het beste werken tijdens deze lessen?
Eindreflectie: zelfregulatie vooruitkijkend
Op welke locatie in jouw wijk of stad zou je graag willen dansen?
Verder lezen?
Meld je dan nu aan of log in!
Registreer nu en ontvang gratis toegang tot al onze projecten in de Haagse Ladekast.