In sommige boeken wordt gefantaseerd over wat de toekomst ons zal brengen. Op zoek naar een betere wereld, die misschien nooit werkelijkheid zal worden, een utopie. In het verhaal Mijn broer en ik,blijkt dat het broertje van Amira een robot is. Gaat de wereld er beter van worden als er ook mensrobots zijn? In Naar de rand van de wereld hebben een groepje mensen besloten een wereld te creëren zonder kennis en techniek. Voor hen het idee van een ideale wereld. Toch besluiten een paar kinderen om te vluchten. De thema’s worden op creatieve manieren verwerkt. De leerlingen schrijven gedichten en samenvattingen. Ze tekenen de twee werelden van voor en achter de muur. Schrijven een eigen Sprook en debatteren over de vraag of een utopische wereld gewenst en mogelijk is.
Welkom! Je gaat in de klas werken met het lesmateriaal van Cultuuronderwijs op zijn Haags. Voor je aan de slag gaat leggen we je uit hoe je dit project tot een succes kunt maken.
Samen ontdekken Onze cultuurlessen zijn gebaseerd op de didactiek van procesmatig werken, de leerlingen doorlopen hierbij een creatief proces. Zij worden zich bewuster van zichzelf, hun omgeving en ontdekken op een speelse manier hun creatieve vermogen. Met als kern dat je als leerkracht samen met de leerlingen beleeft, beschouwt, verbeeldt, bedenkt en maakt.
Houdingsdoelen Bij de introductie, oriëntatie en opdrachten worden kennisdoelen en vaardigheidsdoelen benoemd. Onderstaande houdingsdoelen gelden in het algemeen:
De leerling toont zich nieuwsgierig en proactief.
De leerling kan positief-kritisch reflecteren op eigen werk en op dat van anderen.
Overleg en deel je plannen met de icc’er of je cultuurcoach.
Wij adviseren je het hele project van tevoren door te lezen om je goed voor te bereiden en de mogelijkheden te ontdekken die het project biedt.
Je kunt het lesmateriaal ook downloaden en printen. Gebruik het smartboard voor het beeldmateriaal.
Als richtlijn adviseren wij voor het doorlopen van het creatief proces in het hele project, zes tot acht lesmomenten in te plannen. Alle projecten hebben een introductie, oriëntatie en drie opdrachten. Je kunt ervoor kiezen het lesmateriaal aan te passen naar eigen wensen.
Iedere opdracht heeft dezelfde opbouw: onderzoeken, uitvoeren en presenteren. De reflectievragen kunnen tijdens en na iedere fase van het creatief proces met de individuele leerling of de hele groep besproken worden.
Nodig eens een Kunstenaar in de klas uit. Die kan levendig en beeldend over het beroep vertellen dat past bij dit project. Het gerelateerde aanbod bij dit project vind je op onze site.
Een bezoek aan een voorstelling, tentoonstelling of vaste collectie in een Haagse culturele instelling is ook van grote meerwaarde. Zie VONK voor het actuele aanbod.
Bedenk ook van tevoren bij welke onderdelen je ouders kunt of wilt inschakelen. Het project gaat meer leven als er ook buiten de klas aandacht voor is.
Maak foto’s of filmpjes van de diverse presentatiemomenten en deel deze via de schoolwebsite, klassenapp of andere kanalen.
Project specifieke informatie
Over dit project Veel boeken en gedichten gaan over idealen; vaak zijn het idealen die waarschijnlijk nooit werkelijkheid zullen worden. Zo’n gedroomd ideaal noemen we een utopie. De leerlingen zullen ontdekken dat het menselijk perspectief cruciaal is binnen de utopie: je hebt mensen (hoofdpersonen in een boek) nodig die het ideaal bedenken en het initiatief nemen. Waar lopen zij tegenaan? Wat herkennen de leerlingen daarvan in het ´echte’ leven´?
In dit project behandelen we twee boeken: Mijn broer en ik van Abdelkader Benali en Naar de rand van de wereld van Dirk Weber. In Mijn broer en ik blijkt het broertje van Amira een robot te zijn. Het verschil tussen menselijke en kunstmatige intelligentie vervaagt steeds meer in onze samenleving. Is een wereld waarin computers en robots het werk doen en het leven bepalen een ideale wereld? In Naar de rand van de wereld van Dirk Weber hebben enkele mensen besloten een wereld te creëren zonder kennis en techniek. Is dat een ideale wereld? Een paar kinderen besluiten in elk geval te vluchten. Wat zijn hun motieven? Waar kunnen de leerlingen zich mee identificeren?
Doelen Er worden twee hoofddoelen geformuleerd die specifiek zijn voor het hele project. De doelen zijn op het gebied van kennis en vaardigheden. Aan het eind van het project worden deze doelen met behulp van de succescriteria geëvalueerd op het gebied van zelfregulering: de leerling kijkt terug en blikt vooruit.
Reflecteren De reflectievragen bij de verschillende fases van het creatief proces kunnen tijdens en na iedere fase met de individuele leerling of de hele groep besproken worden. Zie ook de hand-out: Rollen van de leerkracht.
voor iedere leerling een kopie van het gedicht een kopie van het gedicht Gebruksaanwijzig van Ilja Leonard Pfeijffer
Aan de slag in de klas
Volg onderstaande stappen.
Gebruksaanwijzig
Vertel dat je laatst een vreemde tekst vond. Het lijkt een gebruiksaanwijzing. Hij slingerde ergens rond zonder dat er een apparaat bij was; er stond ook geen afbeelding bij.
Vorm kleine groepjes. Vertel dat je de tekst gekopieerd hebt. Deel de kopieën uit. Laat de leerlingen met elkaar overleggen:
Hoe kan het dat de tekst zo raar is?
Wie of wat heeft dat gedaan of veroorzaakt, denk je?
Bespreek met elkaar wat de groepjes bedacht hebben. Zou deze tekst door een ouderwetse vertaalcomputer vertaald kunnen zijn? Wat is daarbij gebeurd?
Heeft iemand ontdekt dat deze zogenaamde ´gebruiksaanwijzing´ een gedicht is? Laat enkele leerlingen die dat willen, proberen de gebruiksaanwijzing voor te lezen. Hoe deel je de zinnen in?
Mijn broer en ik Laat het boekje Mijn broer en ik zien. Dit boek wordt behandeld in opdracht 1. Het is het eerste filosofische kinderboek van de Maand van de filosofie in 2019, geschreven door Abdelkader Benali. Lees met de klas dit boek zodat jullie er mee aan de slag kunnen na de oriëntatieopdrachten.
3. Oriëntatie
Benodigdheden
schrijf- en tekenpapier
Aan de slag in de klas
Het filosofisch gesprek
Voer naar aanleiding van de introductie een filosofisch gesprek. Stel hierbij (een aantal van) onderstaande vragen:
Wat zou er gebeuren als computers ons leven overnemen?
Zou je in een wereld zonder computers willen leven? Wat is er dan anders?
Niet alles om ons heen is altijd even goed. Is er voor alles een oplossing?
Moeten alle mensen op elkaar gaan lijken, zodat er geen verschillen meer zijn tussen mensen?
De WonderW
Het gedicht in de introductie was een gebruiksaanwijzing voor de WonderW. Laat de leerlingen individueel of in groepjes bedenken wat de WonderW Wat kan WonderW voor je betekenen? Hoe ziet ie eruit? Laat de fantasie de vrije loop. De leerlingen kunnen een tekening maken van hun WonderW en er teksten bij schrijven.
Bespreek de resultaten. Laat de leerlingen nu een gebruiksaanwijzing schrijven in de vorm van een gedicht. Gebruik als voorbeeld de structuur van het gedicht van Ilja Leonard Pfeijffer.
Laat wie dat wil zijn gebruiksaanwijzing voorlezen. Bespreek de gedichten na.
Optioneel. Laat als experiment het gedicht vertalen naar het Engels (of een andere taal naar keuze) door een vertaalprogramma op internet. Tegenwoordig zijn de vertaalmachines echt heel goed. Een gekke verhaspelde vertaling krijg je niet meer.
Utopie
Houd een kringgesprek over het begrip ‘utopie’. Vertel dat mensen vaak nadenken over hoe de of hun ideale wereld eruit zou moeten zien. Zo’n ideale wereld noemt men een ´utopie´ Vertel ook dat het woord ´utopie´ een synoniem is voor iets onbereikbaars: iets waar je naar kunt streven, maar dat nooit bereikt zal worden. Leg het woord ‘dystopie’ uit.
Bespreek met de leerlingen hoe ze in dat kader denken over de huidige nieuwe technologieën.
Welke kunnen de leerlingen benoemen?
Wordt de wereld er beter en mooier van?
Wat kunnen we tegenwoordig allemaal met kunstmatige intelligentie, wat kunnen computers en robots? Is dat altijd goed?
Kan een computer, denk je, bijvoorbeeld een gedicht schrijven?
Succescriterium
Bespreek met de leerlingen de opdracht(en): welke onderwerpen gaan zij onderzoeken de komende les of tijd? Formuleer vanuit het filosofisch gesprek en/of de oriëntatie-opdracht, samen met de leerlingen, een succescriterium waaraan zij werken. Een voorbeeld van een succescriterium bij dit project kan zijn:
De leerling geeft vorm aan zijn ideeën over het thema utopie in een video, een gedicht, een tekening en een verhaal.
4. Opdracht 1: Mijn broer is een…
In deze opdracht staat het boekje Mijn broer en ik van Abdelkader Benali centraal. Dit boekje is verschenen tijdens de ´Maand van de filosofie´ in 2019. De broer van Amira blijkt een robot te zijn. Tijdens dit project filosoferen de leerlingen over de plaats van robots in een ideale wereld (utopie).
Subdoel kennis
De leerling legt uit wat zijn mening is over de rol van robots in een ideale wereld, geïnspireerd door Mijn broer en ik.
Subdoel vaardigheid
De leerling maakt een reclamefilmpje waarin hij een eigen stelling over robots promoot.
Benodigdheden
het boek(je) Mijn broer en ik van Abdelkader Benali
schrijf- en tekenpapier
potloden
Aan de slag in de klas
Lees eerst met elkaar het boek Mijn broer en ik uit.
Mijn broer is net echt Bespreek met elkaar het verhaal aan de hand van onderstaande vragen:
Wat maakt een mens een mens en een robot een robot?
Kan een robot er als een mens uitzien? En een mens als een robot?
Wat kan een robot wel wat een mens niet kan?
Is een robot perfect?
Wat is in deze tijd van moderne techniek nog het verschil tussen ´echt´ en ´onecht´, en tussen een mens en een robot?
Robotmens Is techniek belangrijk in jouw ideale wereld? Zou je willen dat er robots kunnen zijn die niet van mensen te onderscheiden zijn? Bekijk en bespreek eventueel de animatie Uit welke onderdelen bestaat een robot? (uitgelegd in 2 min.)
Ik als robot Wat als jij een robot was? Lijk je op een mens? Wat zou je kunnen en wat juist niet?
Laat de leerlingen tekenen hoe zij eruit zouden zien als robot.
Geef de leerlingen de opdracht een gebruiksaanwijzing bij de getekende robot te schrijven en de robot een naam te geven.
Doe onderstaande opdrachten of maak een keuze.
Een campagne-item maken
Laat de leerlingen aan de hand van het voorgaande gesprek bepalen of ze vinden dat robots als bijna-mens een goede ontwikkeling is of niet. Vorm tweetallen of kleine groepjes. De groepjes gaan een ‘reclame’-item maken voor een campagne over robots; een kort filmpje van maximaal 1 minuut. Ze mogen voor of tegen zijn.
Ze starten met het verzinnen van een slogan. De stellingen voor de slogan kunnen bijvoorbeeld zijn:
Zo blij met een robot erbij.
Kijk uit dat je niet op een robot stuit.
De leerlingen bedenken een korte scène van een minuut, waarin ze promotie maken voor hun stelling. Geef de groepjes tijd om te oefenen. Laat de korte scènes aan elkaar zien en bespreek ze na. Ze kunnen van de ‘reclame’ een filmpje maken.
Bekijk met de klas de gemaakte filmpjes en bespreek ze na. Wie was voor, wie was tegen en waarom?
Reflectie subdoelen
Waardoor gaat jouw reclamefilmpje mensen van jouw standpunt overtuigen?
Reflectie proces
Hoe vond je het om anderen te overtuigen van jouw mening?
5. Opdracht 2: Naar de rand van de wereld
Het boek Naar de rand van de wereld gaat over een groep mensen die, nadat de wereld een ramp is overkomen, heeft nagedacht over hoe een betere wereld eruit zou moeten zien. Een andere wereld begint soms met één iemand die een andere kant op gaat dan de rest. De leerlingen leren de hoofdpersonen kennen en leven zich in hoe het is om een andere weg te kiezen dan ‘de rest’.
Subdoel kennis
De leerling legt uit dat een utopische wereld het gevolg kan zijn van één persoon die een andere weg kiest dan de rest.
Subdoel vaardigheid
De leerling maakt een gedicht dat eigenwijs is in vorm en inhoud.
Interview met een leerling uit de Jonge Jury over Naar de rand van de wereld
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren en presenteren.
Naar de rand
Vertel dat jullie de komende periode aan de slag gaan met het boek Naar de rand van de wereld van de schrijver Dirk Weber. Laat de voorzijde van het boek zien. (Lees niet de achterflap voor.)
Vraag:
Wat voor soort boek is dit, denken jullie?
Kun je naar de rand van de wereld reizen?
Wie zou er naar de rand van de wereld willen reizen?
De eerste vier bladzijden worden nu eerst gezamenlijk gelezen en behandeld. NB: Lees pas na de opdrachten het eerste deel Crisis (tot en met blz. 58) voor.
Welke wereld?
Vorm kleine groepjes en deel de kopieën van de eerste vier bladzijden uit. Laat de leerlingen bladzijde 9 t/m 12 voor zichzelf lezen.
Jullie hebben kennisgemaakt met de hoofdpersonen en de plek waar het verhaal zich afspeelt. Deel het werkbladuit met de vijf W’s en bijbehorende vragen. De groepjes brengen aan de hand van het werkblad gezamenlijk in kaart waar het verhaal in het begin over gaat.
Als alle groepjes klaar zijn, bespreek je het leesfragment klassikaal aan de hand van de werkbladen.
Vat met elkaar samen hoe de wereld er voor de Crisis uit zag.
Let op: Lees verder tot en met bladzijde 58, als je dit nog niet gedaan hebt.
Mieren Schrijf de zin op bladzijde 10 op het digibord: “In de tijd voor de Crisis leefden mensen in reusachtige groepen samen als mieren in een hoop.”
Deel het gedicht Miertje van Edward van de Vendel uit. Vorm tweetallen. Laat de leerlingen het gedicht lezen en nabespreken.
Altijd lopen mieren met z’n veertienhonderdvieren in rijtjes achter elkaar aan. Totdat er eentje stil blijft staan, die zegt: Laten we linksom gaan. En ja, dan doen de tweehonderdtiende en de driehonderdelfde daarna hetzelfde.
Zo zit het dus: in elke klas en in elk kluppie, heb je er eentje nodig. Zo’n eigenwijs, niet-luisterend diertje. Een SUPER guppie. Een MEGA miertje.
(van: Edward van de Vendel)
Bespreek het gedicht in tweetallen na:
Wat vind je van dit gedicht? Welk gevoel krijg je erbij?
Waarom is iemand die niet luistert en eigenwijs is, toch een super-guppie en mega-miertje?
Hoe zit deze boodschap in het gedicht: “Als je iets wilt veranderen, dan heb je één bijzonder iemand nodig die het verzint en de eerste stap doet.”
Wat heeft dit gedicht met ´utopie´ te maken?
Wie is in het boek het mega-miertje?
Wie is in jullie klas een mega-miertje?
Kennen jullie andere mensen die mega-miertjes zijn? (Beroemdheden, politici etc.)
Eigenwijs gedicht Eén iemand neemt het initiatief om een andere richting in te slaan. Welke richting zou jij in willen slaan?
Laat de leerlingen een ‘eigenwijs gedicht’ maken in de vorm van het voorbeeld, waarin ze beschrijven welke kant zij op willen als de rest rechtdoor gaat. Ze mogen eigenwijs zijn in vorm en inhoud.
Vragen om ze op gang te brengen:
Wil jij weleens een andere kant op dan ‘de rest’ (familie, vrienden, klasgenoten, landgenoten etc.)?
Wat wil jij dan wel of juist niet dat de anderen niet of juist wel willen?
Waarom wil je dan een andere kant op?
Beschrijf hoe dit eruitziet in een zelfgemaakt ‘gedicht’. Denk na over de vorm (lettertype, stijl, plaatsing van de woorden op het papier, rijm of vrije vers) en de inhoud (wat wil je zeggen, hoe wil je het zeggen).
Voer deze presentatie zo mogelijk uit in een groot lokaal of een gymzaal.
De klas bestaat uit mieren. Iedereen wil dezelfde kant op. Degene die zijn/haar gedicht voordraagt loopt de andere kant op.
Reflectie subdoelen
Wat maakt jouw gedicht eigenwijs?
Reflectie proces
In welke situatie zou jij meer je eigen weg willen kiezen?
6. Opdracht 3: Is dit een sprook?
In het tweede gedeelte van het boek ontvluchten de kinderen hun wereld. Eigenlijk vreemd, want die wereld was vanuit een utopische gedachte ingericht: alles zou nu beter worden. Als ze uiteindelijk aankomen in een wereld die sterk lijkt op die van ons en die hen al was voorspeld in een ´sprook´, besluiten ze terug te keren. De leerlingen verdiepen zich in verschillende stellingen en voeren een debat.
Subdoel kennis
De leerling legt uit dat een utopie altijd een reactie is op een bestaande wereld.
Subdoel vaardigheid
De leerling tekent de wereld voor en achter de muur uit Naar de rand van de wereld en beschrijft een eigen ideale wereld.
Benodigdheden
het boek Naar de rand van de wereld van Dirk Weber
haal bij de bibliotheek eventueel extra exemplaren als je besluit een groepje leerlingen een deel van het boek te laten lezen en voor te bereiden.
tekenpapier en tekenspullen (kleurpotloden of stiften)
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren en presenteren.
Let op: In deze opdracht wordt het hele boek uitgelezen en behandeld. Dat kan klassikaal, maar ook gedeeltelijk in groepjes door bladzijde 59 tot en met 146 door de leerlingen zelf te laten voorbereiden. Uiteraard ben je vrij om het boek toch volledig zelf voor te lezen. In dat geval behandel je de passages die hieronder zijn aangegeven klassikaal.
De vlucht in kaart Aan het eind van deel 1 besluit een groepje kinderen te vluchten ´naar een plaats in het zuiden´. Om te ontdekken wat ze onderweg beleven, wordt het boek verder gelezen van bladzijde 59 tot en met 146.
Maak een keuze uit de volgende mogelijkheden:
Lees het boek (bladzijde 59 tot en met 146) klassikaal en gebruik bijlage 1 om de hoogtepunten van de tocht te bespreken, of:
laat alle of enkele leerlingen een van de drie fragmenten lezen.
Indeling fragmenten:
60 t/m. 79
80 t/m 102
103 t/m. 146
Verdeel de fragmenten onder de lezers. Deel het werkblad Op de vlucht met instructie en tips voor het maken van de samenvatting uit.
Aan de hand van hun samenvatting gaan ze de andere leerlingen in de klas die dit deel van het verhaal niet hebben gelezen, vertellen wat er in dit deel van het boek gebeurd is.
Bespreek het na met elkaar aan de hand van bijlage 2. Is de kern duidelijk?
Let op! Lees het boek klassikaal voor de volgende opdracht helemaal uit.
De wereld achter de Muur Herlees het einde van Het sprook nog eens, door bladzijde 122-123 voor te lezen. Bespreek het na aan de hand van onderstaande vragen:
Wie kan het sprook in zijn eigen woorden samenvatten? Wat is er wonderlijk aan dit sprook?
Aan het eind van hun vlucht komen de kinderen in een wereld die er anders uitziet dan hun wereld: ‘de wereld achter de muur’. Welke overeenkomsten zijn er met de wereld die in het sprook wordt beschreven?
Waar doet de wereld ‘achter de muur’ je aan denken?
In de wereld achter de muur is alles anders geregeld en is er veel meer luxe en gemak dan de wereld waar de kinderen uitkomen. Waarom willen ze toch weer terug, denk je?
Doe onderstaande opdrachten of maak een keuze.
Twee werelden in beeld
Vorm tweetallen. De leerlingen gaan een tekening maken van de wereld voor en achter de muur. Deel (grote) vellen tekenpapier uit en geef de opdracht het vel in tweeën te scheiden door eerst dwars door het midden een muur te tekenen (dat hoeft niet een verticale scheiding te zijn). Aan de ene kant van de muur tekenen de leerlingen de wereld waaruit de hoofdpersonen uit het boek zijn gevlucht, maar waar ze ook weer naar terugkeerden. Aan de andere kant beelden ze de wereld ‘achter de muur’ uit. Ze mogen hun tekening ook aanvullen met teksten, zoals namen van plekken of de boekpersonages of illustrerende teksten uit het boek.
Geef de volgende vragen mee:
Wat is kenmerkend in de werelden? Hoe kun je dat tekenen?
Welke sfeer stop je in je tekening? Hoe laat je dat zien?
Kun je de verschillen tussen voor en achter de muur goed zien in je tekening?
Bespreek de gemaakte tekeningen en leg een verbinding met het thema Utopie.
In hoeverre lijkt de wereld achter de muur op onze wereld?
Welke zijde van de tekening zou jij een utopie noemen? Waarom?
De kinderen uit het boek wilden terug naar hun eigen wereld. Dat is de wereld zoals die was uitgedacht door de Broeders en Zusters. Die hadden nagedacht over hoe hun ideale wereld, dus hun utopie, eruit zou moeten zien en welke regels (afspraken) daarin moesten gelden. Wat vind je daarvan?
Mijn ideale wereld Laat de leerlingen hun ideale wereld beschrijven in hun eigen ‘sprook’. Hoe ziet die wereld eruit? Wat uit jouw echte wereld bestaat wel of juist niet in jouw sprook?
Laat enkele leerlingen vertellen over hun sprook.
Waarom hebben ze het over ´een sprook´ en niet over ´een sprookje´?
Voer onderstaande mogelijkheden uit of maak een keuze.
Het debat Laat de leerlingen debatteren over een aantal door henzelf geformuleerde stellingen geïnspireerd op het boek. Bijvoorbeeld:
Stelling: De wereld voor de muur is de beste wereld. De leerlingen hebben zich verdiept in de twee werelden. Verdeel de klas in twee groepen. De ene groep kiest voor de wereld voor de muur en de andere groep voor de wereld erachter. Ze bespreken het voor en verzamelen argumenten. Ze kunnen hierbij ook hun tekeningen gebruiken.
Stelling: Het is niet zo gek dat de kinderen weer terug wilden naar hun eigen wereld.
Of: Gebruik een of meerdere zelfgeschreven Sproken, formuleer een stelling naar aanleiding van het verhaal over de zelfverzonnen wereld en debatteer hierover.
Bekijk vooraf eventueel een filmpje over debatteren:
Sprook verhalen: Mijn ideale wereld Gebruik de zelfgeschreven verhalen om een boekje te maken. Laat de leerlingen eventueel het verhaal verbeteren en herschrijven. Ze kunnen er ook een illustratie bij maken.
Slotdicht Sluit het project af door het gedicht Een betere wereld voor te lezen.
Een betere wereld
De wereld beter maken, begint soms heel dichtbij. Door over elkaar te waken, ik over jou, jij over mij.
(van: Martin Gijzemijter)
Bespreek na:
Is een andere wereld altijd een betere wereld?
Komt een utopie nooit uit?
Wie bedenkt een utopie? Kan iedereen dat doen?
Kunnen er ook vervelende dingen zijn in een utopie? Zo ja, wat bijvoorbeeld?
Reflectie subdoelen
Hoe heb je de sfeer die je voelt bij de werelden uit het boek laten zien?
Eindreflectie: zelfregulatie terugkijkend
Welk gevoel heb je na dit project bij het thema utopie?
Eindreflectie: zelfregulatie vooruitkijkend
Welke kenmerken van onze wereld zou je willen behouden in jouw utopie?
Verder lezen?
Meld je dan nu aan of log in!
Registreer nu en ontvang gratis toegang tot al onze projecten in de Haagse Ladekast.