Kun je dansen met pannen en pollepels? Ja, dat kan! In dit project gaan de leerlingen dansen met huis-, tuin- en keukenspullen geïnspireerd op Jip en Janneke-verhalen. Ze gebruiken de attributen om muziek te maken en allerlei dansbewegingen zoals schudden, roeren en stampen, uit te proberen. Al doende ervaren ze hoe fijn het is om te bewegen op muziek. Bij de tweede opdracht staat buitenspelen centraal en maken de leerlingen een tegeldans en een hinkelbaan. Tot slot is het feest in huis en verzinnen ze zelf een verhaal waarin alles wat ze geleerd hebben samenkomt. Dit feestelijke verhaal met taarten bakken, hinkeldansen en slingers en ballonnen presenteren de leerlingen aan publiek, waarbij ze er echt een feest van maken!
Welkom! Je gaat in de klas werken met het lesmateriaal van Cultuuronderwijs op zijn Haags. Voor je aan de slag gaat leggen we je uit hoe je dit project tot een succes kunt maken.
Samen ontdekken Onze cultuurlessen zijn gebaseerd op de didactiek van procesmatig werken, de leerlingen doorlopen hierbij een creatief proces. Zij worden zich bewuster van zichzelf, hun omgeving en ontdekken op een speelse manier hun creatieve vermogen. Met als kern dat je als leerkracht samen met de leerlingen beleeft, beschouwt, verbeeldt, bedenkt en maakt.
Houdingsdoelen Bij de introductie, oriëntatie en opdrachten worden kennisdoelen en vaardigheidsdoelen benoemd. Onderstaande houdingsdoelen gelden in het algemeen:
De leerling toont zich nieuwsgierig en proactief.
De leerling kan positief-kritisch reflecteren op eigen werk en op dat van anderen.
Overleg en deel je plannen met de icc’er of je cultuurcoach.
Wij adviseren je het hele project van tevoren door te lezen om je goed voor te bereiden en de mogelijkheden te ontdekken die het project biedt.
Je kunt het lesmateriaal ook downloaden en printen. Gebruik het smartboard voor het beeldmateriaal.
Als richtlijn adviseren wij voor het doorlopen van het creatief proces in het hele project, zes tot acht lesmomenten in te plannen. Alle projecten hebben een introductie, oriëntatie en drie opdrachten. Je kunt ervoor kiezen het lesmateriaal aan te passen naar eigen wensen.
Iedere opdracht heeft dezelfde opbouw: onderzoeken, uitvoeren en presenteren. De reflectievragen kunnen tijdens en na iedere fase van het creatief proces met de individuele leerling of de hele groep besproken worden.
Nodig eens een Kunstenaar in de klas uit. Die kan levendig en beeldend over het beroep vertellen dat past bij dit project. Het gerelateerde aanbod bij dit project vind je op onze site.
Een bezoek aan een voorstelling, tentoonstelling of vaste collectie in een Haagse culturele instelling is ook van grote meerwaarde. Zie VONK voor het actuele aanbod.
Bedenk ook van tevoren bij welke onderdelen je ouders kunt of wilt inschakelen. Het project gaat meer leven als er ook buiten de klas aandacht voor is.
Maak foto’s of filmpjes van de diverse presentatiemomenten en deel deze via de schoolwebsite, klassenapp of andere kanalen.
Project specifieke informatie
Over dit project In het project Huis-, tuin- en keukenverhalen spelen verhalen in en om het huis de hoofdrol. Verhalen over koken, buitenspelen en feestvieren zijn uitgangspunt voor de dans. Er wordt gestart met ‘de keuken’ waarbij de potten en pannen muziek maken en er al roerend, stampend en schuddend lekker gekookt wordt. Daarna wordt er een op hinkelsprongen gebaseerde dans gemaakt, die ook buiten gedaan kan worden. Tellen en dansen gaan hier samen op. Bij het thema ‘feest’ dansen de leerlingen met attributen zoals slingers en ballonnen. Uiteindelijk wordt met de verschillende elementen een eigen verhaal bedacht dat door de leerkracht verteld en door de leerlingen gedanst wordt.
Doelen Er worden twee hoofddoelen geformuleerd die specifiek zijn voor het hele project. De doelen zijn op het gebied van kennis en vaardigheden. Aan het eind van het project worden deze doelen met behulp van de succescriteria geëvalueerd op het gebied van zelfregulering: de leerling kijkt terug en blikt vooruit.
Reflecteren De reflectievragen bij de verschillende fases van het creatief proces kunnen tijdens en na iedere fase met de individuele leerling of de hele groep besproken worden. Zie ook de hand-out: Rollen van de leerkracht.
Algemene benodigdheden Maak gedurende het hele project gebruik van de volgende ruimtes en materialen:
klaslokaal met smartbord;
speellokaal met de mogelijkheid muziek af te spelen met goed geluidsniveau.
Let op: De opdrachten beschreven in dit project worden deels uitgevoerd in het klaslokaal en deels in het speellokaal. Het bekijken en bespreken van de filmfragmenten gebeurt in het klaslokaal. Voor de actieve dansopdrachten is een speellokaal of gymzaal nodig. Hier dien je muziek te kunnen afspelen met een goed geluidsniveau. Als jouw school geen geluidsapparatuur in de gymzaal heeft, kun je via CultuurSchakel gebruikmaken van een draagbare bluetooth speaker waarmee je muziek kunt afspelen vanaf een laptop of mobiele telefoon. Wil je hiervan gebruikmaken, neem dan contact op met de cultuurcoach van jouw stadsdeel.
2. Introductie
Hoofddoel kennis
De leerling legt uit hoe je in dans gebruik maakt van verplaatsingen, richtingen en attributen.
Hoofddoel vaardigheid
De leerling danst verhalen over koken, buitenspelen en feestvieren.
Aan de slag in de klas
Doorloop in deze opdracht de volgende stappen om het project te introduceren:
Start het project met een huis-, tuin- en keuken gesprekje en vertel bijvoorbeeld wat je allemaal hebt gedaan in het weekend thuis. Vraag daarna aan de leerlingen wat zij allemaal doen thuis.
Bekijk, beluister en bespreek het verhaal Verstoppertje uit Jip en Janneke van Annie M.G. Schmidt:
Speel je thuis wel eens verstoppertje? Binnen of buiten?
Welke spelletjes speel je nog meer graag?
Wat doe jij nog meer allemaal wanneer je thuis bent?
Wat vind je het allerfijnste van thuis zijn?
Bekijk en bespreek met de leerlingen het dansfragment Hip Hop Hoera van dansgezelschap Don’t Hit Mama.
Hoeveel mensen heb je gezien?
En wat heb je nog meer gezien?
Heb je een dansbeweging gezien die je heel mooi of knap vond? Kun je deze laten zien?
Herken je voorwerpen die je ook thuis hebt?
Waarom zou de voorstelling Hip Hop Hoera heten?
Dans jij wel eens thuis?
3. Oriëntatie
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste oriëntatie-onderdelen: het filosofisch gesprek en het uitvoeren van de eerste opdracht.
Het filosofisch gesprek Voer naar aanleiding van de introductie een filosofisch gesprek. Stel hierbij (een aantal van) onderstaande vragen:
Zijn er dingen die je alleen thuis doet en nergens anders?
Zou je een nachtje op school willen blijven slapen? Wat is voor jou dan anders dan wanneer je thuis slaapt?
Voel je je op school hetzelfde als thuis?
Doorloop in deze opdracht de volgende stappen:
Zorg voor wat pannen en deksels en/of ander keukengerei. Bespreek met de leerlingen de voorwerpen, benoem samen wat je er normaal gesproken mee doet en laat de leerlingen fantaseren over wat je er mee kunt doen.
Laat de leerlingen experimenteren met de geluiden die ze met de keukenvoorwerpen kunnen maken door ermee te tikken, ergens op te slaan, deksels langs elkaar heen te schuiven enz. Spreek een duidelijk teken af wanneer ze allemaal weer stil zijn, bijvoorbeeld wanneer je tot 3 telt. Vraag de leerlingen:
hard geluid te maken
heel zacht geluid te maken
een snel geluid te maken
een langzaam geluid te maken
allemaal tegelijk te tikken in hetzelfde tempo
Doe eventueel zelf enkele eenvoudige ritmes voor, die de leerlingen daarna nadoen.
De leerlingen lopen door het klaslokaal waarbij ze reageren op het geluid dat je maakt met bijvoorbeeld een houten lepel en een pannendeksel:
wanneer je hard slaat, stampen ze hard met hun voeten
wanneer je zacht slaat, lopen ze zachtjes op hun tenen
wanneer je snel slaat, lopen ze met kleine snelle pasjes
wanneer je langzaam slaat, lopen ze met langzame grote passen
wanneer je niet slaat, staan ze doodstil als een standbeeld.
Succescriterium
Bespreek met de leerlingen de opdracht(en): welke onderwerpen gaan zij onderzoeken de komende les of tijd? Formuleer vanuit het filosofisch gesprek en/of de oriëntatie-opdracht, samen met de leerlingen, een succescriterium waaraan zij werken. Een voorbeeld van een succescriterium bij dit project kan zijn:
De leerling geeft in dans vorm aan hoe hij zich in de keuken, buiten op de tegels en op een feest beweegt.
4. Opdracht: Lekker koken
In deze eerste opdracht wordt gedanst alsof we in de keuken zijn. De leerlingen bewegen tussen zogenaamde pannen door waarbij ze dansbewegingen onderzoeken als huppelen, op je tenen dansen, sluipen en stampen. Ze gaan met verschillende lichaamsdelen kookbewegingen maken zoals roeren, stampen en schudden. Vrolijke filmfragmenten van professionele dans met het thema ´koken´ zijn een inspiratiebron waarbij ook te zien is dat je tijdens het koken lekker vies kunt worden.
Subdoel kennis
De leerling legt uit hoe je in dans kunt variëren tussen bewegen op één plek en verplaatsen.
Subdoel vaardigheid
De leerling danst alsof hij in de keuken is, waarbij hij cirkel-, stamp- en schudbewegingen maakt alsof hij keukenspullen gebruikt.
Benodigdheden
hoepels
eventueel voorleesboek met verhalen die zich afspelen in en om het huis, bijvoorbeeld Jip en Janneke
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren en presenteren.
Voer onderstaande opdrachten in volgorde uit.
In de keuken Lees enkele verhalen voor die zich afspelen in de keuken, bijvoorbeeld:
Het gedicht Afwas uit Superguppie van Edward van den Vendel
Aan de slag in het speellokaal
Pannen en potten Bewegen–stop opdracht met een indeling in de ruimte, de leerlingen dansen door het hele speellokaal.
Bouw deze dansopdracht in de volgende stappen op:
Verspreid 10 à 15 hoepels op de grond van het speellokaal. Vertel de leerlingen dat ze in een grote keuken zijn en dat dit allemaal pannen zijn waarin gekookt gaat worden.
Tussen de pannen door dansen Gebruik de volgende structuur:
Laat de leerlingen tussen alle hoepels (de zgn. pannen) doordansen op de muziek.
Stop de muziek telkens na ongeveer 1 minuut, de leerlingen blijven stilstaan op de plek waar ze dan zijn.
Benoem dan een andere manier van bewegen en zet de muziek daarna weer aan, de leerlingen gaan nu op deze manier tussen alle hoepels door dansen.
Benoem de volgende manieren van dansen:
huppelen (alsof je denkt “Mmm, wat ruikt het hier lekker!”);
voorzichtig op je tenen tussen alle pannen door (“Kijk uit dat je niks omstoot!”);
sluipen en af en toe stiekem in een ‘pan’ kijken… (“Wat eten we vandaag?”);
stampend tussen alle pannen door lopen (“Ik heb HONGER, het duurt te lang!”). Muziek:Quanto Mi Piace La Gradisca van Nino Rota.
Roeren in de pan De structuur van deze opdracht is een afwisseling tussen een A- en een B-deel, als volgt: A De leerlingen lopen of huppelen tussen de hoepels door. Na ongeveer een minuut geef je een teken, bijvoorbeeld met een klap in de handen of op een pannendeksel. B De leerlingen gaan nu bij een hoepel staan en voeren een opdracht uit (zie onder). Er kunnen 2 of 3 leerlingen bij één hoepel staan. A Na 1 minuut geef je weer een teken en lopen of huppelen de leerlingen weer tussen de hoepels door. B Op het volgende teken gaan ze weer bij een hoepel staan en voeren de volgende opdracht uit, etc.
Geef bij B achtereenvolgens de volgende opdrachten:
ga naast een hoepel staan en maak grote roerbewegingen met één arm alsof je in een enorme pan soep roert;
ga weer bij een hoepel staan en maak grote roerbewegingen met twee armen tegelijk;
roer nu met een been (de leerlingen gaan op één been staan en draaien rondjes met hun andere been);
roer met je hoofd (de leerlingen draaien rustige rondjes met hun hoofd);
roer heel langzaam (met een zelfgekozen lichaamsdeel);
Stampen en schudden Breidt de voorgaande opdracht eventueel uit met nieuwe bewegingen. De opdracht blijft verder hetzelfde. De leerlingen wisselen huppelen tussen de hoepels door nu af met:
stampen met twee handen boven de ´pan´, heel stevig (alsof je een pureestamper vasthebt);
stampen met je voeten in de pan;
schudden met je arm alsof je zout of kruiden toevoegt;
schudden met je voet boven de pan;
schudden met je hoofd boven de pan. Muziek: Dance of the tumblers 1 van Willem Breuker Kollektief.
Doe onderstaande opdrachten of maak een keuze.
Aan de slag in de klasBekijk en bespreek onderstaande fragmenten of maak een keuze:
(Een deel van) het fragment van een dansfilm van Jiri Kylian: Mozarts Birthday. Bespreek na aan de hand van vragen als:
Is er daarbij ook wel eens iets misgegaan? Vertel eens…
Waarom zou dit meisje Floddertje heten?
Beetje vies geworden…
Bespreek met de leerlingen wat er allemaal mis kan gaan tijdens het koken en hoe vies je dan kunt worden.
Dans met elkaar een korte ‘schuddans’ om weer schoon te worden: schud en wapper met telkens één lichaamsdeel waar bijvoorbeeld meel of tomatensoep aan zit.
Doe dit achtereenvolgens met je hoofd, je schouders, benen etc.
Aan de slag in het speellokaalKookkunsten Doorloop onderstaande stappen.
Vorm twee groepen.
Verspreid weer 10 à 15 hoepels op de vloer van het speellokaal.
Geef de leerlingen de opdracht al improviserend te dansen waarin ze de elementen uit ‘onderzoeken’ op hun eigen manier gebruiken. De A- en B-structuur blijft behouden: de leerlingen dansen dus allemaal tegelijk tussen de hoepels door en staan allemaal tegelijk bij een hoepel en voeren daar hun kook-dansbewegingen uit. Ze wisselen telkens op het hoorbare teken.
De dans gaat dan als volgt:
de leerlingen starten dansend tussen de hoepels door waarbij ze zelf kiezen of ze huppelen, lopen, sluipen, stampen etc.;
op het teken gaan ze allemaal bij een hoepel staan en gaan roeren, stampen of schudden met armen, benen of hoofd. Ze kunnen dit langzaam of snel doen;
wissel dit enkele keren af;
begeleid de leerlingen door hardop vragen te stellen en mogelijkheden te benoemen terwijl ze aan het dansen zijn.
Bijvoorbeeld:
Ga je puree stampen of roer je in de soep?
Roer je langzaam of zitten er nog klonten in en ga je heel snel roeren?
Heb je al met een been geroerd?
Voer deze dansimprovisatie in twee groepen uit zodat de leerlingen voldoende ruimte hebben.
Kookkunsten Doorloop de volgende stappen om het project te presenteren.
Presenteer de opdracht zoals gedaan bij ‘kookkunsten’ aan elkaar. Bedenk met de leerlingen vooraf hoe de dans zou kunnen eindigen. Zijn ze bijvoorbeeld heel erg vies geworden en schudden ze zich helemaal schoon? Duiken ze de pan in (= in de hoepel gaan zitten) om daar lekker te gaan eten? Hebben ze iets kapot laten vallen en blijven ze verschrikt stilstaan als een standbeeld?
Verdeel de klas in 2 of 3 groepen, bespreek met elke groep wat hun keuze voor het einde van de dans wordt.
Vraag de leerlingen die gaan dansen een lege plek in het lokaal te zoeken waar ze gaan beginnen. Zet de muziek aan, de leerlingen dansen hun eigen dansimprovisatie met de elementen uit de voorgaande opdrachten. Begeleid de leerlingen waar nodig door vanaf de zijkant suggesties of vragen te roepen (zie boven). Wanneer de muziek stopt, laten ze hun zelfbedachte einde zien.
Deze dansimprovisatie kan natuurlijk ook tijdens een presentatiemoment of tijdens een viering aan andere klassen of ouders getoond worden.
Reflectie subdoelen
Welke dans leek het meeste op echt koken?
Reflectie proces
Welke bewegingen zou je nog meer kunnen doen tijdens je dans door de keuken?
5. Opdracht: Buiten spelen
In deze tweede opdracht gaan we het huis uit en de straat op. Naar aanleiding van liedjes over hinkelen en lopen over stoeptegels onderzoeken de leerlingen een tegeldans waarin ze op verschillende manieren van de ene naar de andere stoeptegel bewegen. In de opdracht ‘telspel’ kunnen ´tellen´ en ´bewegen´ gecombineerd worden. In de ´hinkelbaandans’ dansen de leerlingen met verschillende sprongen waarbij ze afwisselend op één of twee voeten bewegen, zowel zijwaarts als achteruit. Deze dansopdrachten kunnen ook buiten gedaan en gepresenteerd worden, bijvoorbeeld in de vorm van een flashmob waarbij leerlingen uit andere klassen aansluiten.
Subdoel kennis
De leerling legt uit dat er verschillende dansrichtingen zijn zoals vooruit, achteruit en zijwaarts.
Subdoel vaardigheid
De leerling geeft in dans vorm aan een tegeldans en een hinkelbaandans waarbij hij gebruik maakt van verschillende dansrichtingen en manieren van voortbewegen.
Benodigdheden
stoepkrijt en/of schilderstape
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren en presenteren.
Tegelliedje
Lees en bespreek de tekst van het Tegelliedje van Willem Wilmink.
Aan de slag in het speellokaal of buiten op het speelpleinDoe onderstaande opdrachten of maak een keuze.
Van tegel naar tegel Een bewegen-stop opdracht, de leerlingen dansen door het hele speellokaal.
Maak vooraf op de vloer van het speellokaal een vloer van stoeptegels op één van de volgende manieren:
maak lijnen met schilderstape op de vloer zodat er vierkanten ontstaan;
gebruik vierkante antislipmatjes wanneer deze in het speellokaal aanwezig zijn;
bij mooi weer kan deze opdracht buiten uitgevoerd worden op een speelplein met stoeptegels. Er moeten in elk geval evenveel vierkanten zijn als er leerlingen zijn, liefst wat meer. Bij de volgende opdrachten kun je, afhankelijk van het aantal gemaakte ‘tegels’, met de hele of de halve groep tegelijk dansen.
Bedenk met de leerlingen verschillende mogelijkheden waarmee ze zich van tegel naar tegel verplaatsen. Voer elk idee meteen uit op muziek. Bijvoorbeeld:
springen;
hinkelen;
grote stappen maken waarbij je telkens één tegel over moet slaan;
van je ene naar je andere been springen;
als een hinkelbaan: van één voet naar twee voeten springen;
Telspel Een bewegen–stop opdracht, de leerlingen dansen door het hele speellokaal. Geef de leerlingen een aantal verschillende opdrachten waarbij tellen en bewegen samengaan.
Bijvoorbeeld:
maak 3 grote stappen waarbij je een tegel overslaat;
draai 1 rondje op de tegel waar je nu staat;
tik 2 keer de tegel naast je aan met één voet;
hinkel 5 keer van tegel naar tegel;
spring twee keer naar een tegel naast je;
stap 10 tegels vooruit;
stap 1 tegel achteruit.
Tegeldans (Geleide) dansimprovisatie met een indeling in de ruimte, de leerlingen dansen door het hele speellokaal. Laat de leerlingen nu zelf dansen op de tegelvloer.
Ze kunnen alle voorgaande bewegingen gebruiken en zelf bepalen hoe vaak ze een beweging herhalen.
Gebruik bij deze opdracht muziek als ondersteuning van de beweging.
De leerlingen die er aan toe zijn, kunnen voor hun bewegingen het ritme van de muziek gebruiken.
Terwijl de leerlingen doordansen, zodat ze in de flow blijven van hun dansimprovisatie, benoem je af en toe hardop dansbewegingen die je ziet bij iemand om zo de anderen te stimuleren tot variatie in hun dans. Denk aan: “Marit maakt een draai op één been!”, “Ik zie Eswin naar voren springen en ook opzij”.
Bespreek met de leerlingen hoe je over een hinkelbaan beweegt. Op een hinkelbaan spring je voor- en achteruit en wissel je af met op één voet en op twee voeten staan.
Vertel dat jullie nu een korte dans gaan maken alsof je op een hinkelbaan beweegt. In de hinkelbaandans kun je echter veel meer verschillende passen maken dan alleen maar hinkelen, je kunt er bij draaien, klappen, snel met je voeten trappelen enzovoort.
Aan de slag in het speellokaal
Hinkelbaandans Klassikaal een eenvoudige dans maken en aanleren.
Verzin met elkaar een korte, eenvoudige dans van een paar ‘hinkelbaanbewegingen’, die je vastlegt zodat iedereen de dans kent en je deze met de hele klas tegelijk kunt uitvoeren.
Gebruik spreid- en sluitsprongen, hinkelsprongen, passen naar voor-achter-en opzij. Herhaal bewegingen enkele keren om de dans eenvoudig en goed uitvoerbaar te maken.
Bekijk eventueel ter inspiratie het filmpje dat een eenvoudige vorm van een hinkeldans laat zien.
Muziek: gebruik één van de voorgaande muzieknummers bij tegeldans, of gebruik:
Oversteken Een oversteekoefening, de leerlingen dansen heen en weer van de ene naar de andere kant van het speellokaal.
Laat vier leerlingen klaar staan langs de korte kant van het speellokaal.
Op de muziek steken zij over naar de andere kant en dansen daarbij hun eigen ‘tegeldans’, ze gebruiken de dansbewegingen uit de vorige opdrachten onder ‘Onderzoek’.
De overige leerlingen zitten langs de kant en kijken toe.
De volgende vier leerlingen kunnen steeds klaar gaan staan om met hun ‘tegeldans’ over te steken.
Muziek: gebruik één van de voorgaande muzieknummers bij tegeldans, of gebruik:
De opdrachten ‘oversteekoefening’ en ‘hinkelbaandans’ zijn beide geschikt voor een presentatie; maak een keuze of een combinatie:
De oversteekoefening is een eenvoudige vorm: de leerlingen bedenken ter plekke met welke ‘hinkeldansbewegingen’ ze naar de overkant van het lokaal dansen. De leerlingen die niet aan de beurt zijn, zitten langs de kant en zijn publiek.
De hinkelbaandans vraagt meer oefening om deze met de hele klas tegelijk te kunnen uitvoeren. Zorg dat de dans eenvoudig en herhaalbaar is zodat deze een aantal keren achter elkaar gedaan kan worden zonder te hoeven stoppen. Deze dans kan bij mooi weer buiten uitgevoerd worden waarbij er meerdere andere klassen kunnen komen kijken. Er kan ook een ‘flashmob’ van gemaakt worden: alle toekijkende leerlingen kunnen, zodra ze de dans gezien hebben, invallen en mee gaan dansen.
Gebruik een muzieknummer naar keuze uit de voorgaande opdrachten.
Reflectie subdoelen
Wat was de vreemdste manier waarop iemand van de ene naar de andere tegel ging?
Reflectie proces
Hoe vond je het om buitenspelen te combineren met dans?
6. Opdracht: Feest in huis
In deze laatste opdracht speelt ´feest´ een grote rol. Verhalen over feest en de eigen ervaringen van de leerlingen zijn hierbij het vertrekpunt. Natuurlijk horen bij een feest cadeautjes, slingers en ballonnen die heel goed te gebruiken zijn als inspiratie voor verschillende manieren van dansen. Uiteindelijk bedenk je met de leerlingen een feestverhaal waarin gekookt en versierd wordt. Alle kennis en ervaring die eerder in het project is opgedaan, wordt meegenomen in een dansversie van dit verhaal. Deze dans kan op verschillende feesten die in de school gevierd worden, gepresenteerd worden als start van een feestthema of juist als afsluiting.
Subdoel kennis
De leerling legt hoe je kunt dansen met attributen als slingers en ballonnen.
Subdoel vaardigheid
De leerling bedenkt, samen met anderen, een feestverhaal en verbeeldt dit in dans.
Benodigdheden
lege doos
korte (ca. 40 cm) slingers van crêpepapier (evenveel als er leerlingen zijn)
één of twee ballonnen.
naar keuze extra attributen voor een presentatie zoals houten lepels, extra ballonnen, gekleurde kleding
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren en presenteren. Aan het eind van deze opdracht staan evaluatievragen die betrekking hebben op het hele project. evalueren.
Feest
Bekijk en bespreek het fragment Victor viert feest van Theater Walhalla (vanaf 0.40 tot40).
Wat heb je gezien? En wat nog meer?
Waaraan kon je zien dat Victor jarig is?
Beluister de volgende verhaaltjes uit Jip en Janneke over feest en verjaardag.
Bespreek met de leerling het begrip ‘feest’ aan de hand van de volgende vragen:
Wanneer vier je feest?
Wat doe je op een feestje?
Wat is er allemaal nodig voor een feest?
Wat zie, hoor en proef je op een feestje?
Hoe voel je je op een feestje?
Aan de slag in het speellokaal Het cadeau
Zet in het midden van het speellokaal een grote doos neer, die je vooraf hebt gevuld met crêpepapieren slierten en enkele ballonnen.
Verpak deze doos eventueel als een cadeau.
Maak met elkaar een grote kring om het grote cadeau in het midden en maak een vrolijke rondedans met elkaar.
Bijvoorbeeld: Huppel linksom en rechtsom, naar het midden (naar elkaar toe) en naar achteren, wissel af met in je handen klappen of een rondje om je eigen as draaien.
Bekijk eventueel van te voren, ter inspiratie naar de volgende fragmenten:
Laat alle leerlingen op de grond gaan zitten in een kring om het grote ‘cadeau’ heen.
Laat één leerling in de doos kijken en er een slinger uit halen.
Bespreek hoe je zou kunnen dansen met een slinger. Denk aan: ermee zwaaien, draaien, cirkelen en kronkelen.
Laat leerlingen die een idee hebben, dit voordoen met slinger.
Laat nu alle leerlingen een slinger uit het cadeau pakken en met hun slinger gaan dansen. Begeleid de leerlingen door hardop vragen te stellen of suggesties geven:
Kunnen jullie heel groot bewegen met je slinger?
Wat als je het plafond wil raken met je slinger?
En kun je je slinger ook vlak boven de grond laten bewegen?
Hoe kun je een figuur tekenen in de lucht met je slinger?
Ik zie ..… heel snel dansen met zijn slinger!
Hoe langzaam kun je je slinger laten dansen?
Muziek: Zacatecas van Eric Tingstad & Nancy Rumbel.
Ballonnen Pak hierna een ballon uit de doos.
Bespreek met de leerlingen hoe je als een ballon kunt dansen: een ballon beweegt zacht en zwevend. Laat de ballon door enkele leerlingen in de lucht houden door er met hun hand telkens een zacht tikje tegen te geven.
De leerlingen gaan ook zacht en zwevend dansen, als een ballon die door de lucht zweeft. Begeleid ze ook hier terwijl ze aan het dansen zijn door vragen te stellen of mogelijkheden te benoemen:
Kan de ballon naar beneden dalen?
En zachtjes weer opstijgen?
Kun je een manier bedenken hoe de ballon kan draaien? Hoog, laag, langzaam, snel?
Wat gebeurt er met de ballon wanneer ik er een tikje tegenaan geef?
Hoe hoog kan de ballon zweven?
En hoe kan de ballon vlak boven de grond zweven?
Muziek:Aladdin van Eric Tingstad, Nancy Rumbel, Spencer Brewer.
Een feestelijk verhaaltje Doorloop de volgende stappen:
Bedenk samen met de leerlingen een verhaal over een feestje. Gebruik ook de ervaringen en resultaten uit de voorgaande deel opdrachten: ga je koken of bakken, ga je spelletjes doen op het feestje? Misschien gebeurt er iets spannends of gaat er iets bijna mis op het feestje? Maak een korte verhaallijn en verwerk daarin:
er wordt lekker eten gekookt of er wordt taart gebakken;
het hele huis wordt versierd met slingers en ballonnen;
de gasten dansen met elkaar een rondedans;
misschien wordt er ook nog een hinkelspel gedaan.
Laat de leerlingen kiezen welk deel van het verhaal ze willen dansen. Maak zo groepjes met leerlingen die willen dansen alsof ze koken en bakken, leerlingen die willen versieren, leerlingen die een hinkelspel willen dansen en die een rondedans willen doen. Bespreek en oefen de dans-mogelijkheden die er bij elk onderdeel zijn.
Laat de leerlingen in groepjes bij elkaar op de grond zitten, verspreid over het speellokaal. Neem de leerlingen mee in het verhaal als in een geleidspel. Wanneer één van de verschillende onderdelen in het verhaal aan bod komt, dansen de leerlingen van dit groepje hierbij. Het dansen kan begeleid worden door de tekst van het verhaal en door passende muziek.
Presenteer het ‘feestelijke verhaal’. Het verhaal kan met kleine aanpassingen aansluiten bij diverse feesten door het jaar heen.
Zorg voor extra aankleding en attributen, zoals pannen en houten lepels, cadeautjes, slingers en ballonnen. Laat bijvoorbeeld leerlingen die dansen als een ballon, kleren aantrekken in felle uni-kleuren.
Oefen het verhaal en de dans enkele keren zodat de leerlingen zich ermee vertrouwd voelen.
Maak een duidelijke indeling in de ruimte: waar staan of zitten de leerlingen wanneer ze niet aan de beurt zijn en waar dansen ze wanneer ze aan de beurt zijn.
Zorg dat de muziek klaar staat.
Nodig de ouders uit voor het feestje.
Muziek: gebruik één van de muzieknummers die benoemd staan bij de vorige opdracht.
Reflectie subdoelen
Waarom passen jouw beweging goed bij het feestverhaal?
Bespreek met de leerlingen het doorlopen proces aan de hand van onderstaande vragen.
Heb je iets gedaan wat je nog nooit eerder hebt gedaan?
Heb je iets nieuws geleerd?
Wordt er thuis bij jou gedanst wanneer er een feest is? Lijkt dat in iets op wat wij ook gedaan hebben? Wordt er bijvoorbeeld in een kring gedanst?
Dans jij zelf wel eens op feestjes?
Ken jij nog meer verhalen die gaan over feestjes?
Is er iets wat je graag had willen doen maar wat niet gebeurd is? Misschien had je nog een mooi idee wat niet is uitgevoerd?
Eindreflectie: zelfregulatie terugkijkend
Bij welk verhaal (keuken, buiten of feest) kon jij het gemakkelijkst bewegingen bedenken?
Eindreflectie: zelfregulatie vooruitkijkend
Welk verhaal zou je nog meer kunnen verzinnen en dansen met de spullen die je gebruikt hebt (pannen, tegels, slingers)?
Verder lezen?
Meld je dan nu aan of log in!
Registreer nu en ontvang gratis toegang tot al onze projecten in de Haagse Ladekast.