Nog even en de leerlingen stappen uit de veilige wereld van de basisschool, de grote wereld in. Daar zullen ze hun eigen identiteit verder ontdekken, uitbouwen en zich verhouden tot anderen. Soms komen ze bij het opgroeien kleine of grote obstakels en moeilijkheden tegen. Zo ook bij de hoofdpersonen in de boeken Naar het Noorden van Koos Meinderts en het beeldverhaal van Het dagboek van Anne Frank. Jaap en Anne moeten zich versnelt op een volwassen manier verhouden tot de buitenwereld. Een boze buitenwereld welteverstaan, want het is oorlog. De leerlingen leven zich in de beide hoofdpersonages in en verwerken hun eigen ideeën in verschillende creatieve opdrachten.
Welkom! Je gaat in de klas werken met het lesmateriaal van Cultuuronderwijs op zijn Haags. Voor je aan de slag gaat leggen we je uit hoe je dit project tot een succes kunt maken.
Samen ontdekken Onze cultuurlessen zijn gebaseerd op de didactiek van procesmatig werken, de leerlingen doorlopen hierbij een creatief proces. Zij worden zich bewuster van zichzelf, hun omgeving en ontdekken op een speelse manier hun creatieve vermogen. Met als kern dat je als leerkracht samen met de leerlingen beleeft, beschouwt, verbeeldt, bedenkt en maakt.
Houdingsdoelen Bij de introductie, oriëntatie en opdrachten worden kennisdoelen en vaardigheidsdoelen benoemd. Onderstaande houdingsdoelen gelden in het algemeen:
De leerling toont zich nieuwsgierig en proactief.
De leerling kan positief-kritisch reflecteren op eigen werk en op dat van anderen.
Overleg en deel je plannen met de icc’er of je cultuurcoach.
Wij adviseren je het hele project van tevoren door te lezen om je goed voor te bereiden en de mogelijkheden te ontdekken die het project biedt.
Je kunt het lesmateriaal ook downloaden en printen. Gebruik het smartboard voor het beeldmateriaal.
Als richtlijn adviseren wij voor het doorlopen van het creatief proces in het hele project, zes tot acht lesmomenten in te plannen. Alle projecten hebben een introductie, oriëntatie en drie opdrachten. Je kunt ervoor kiezen het lesmateriaal aan te passen naar eigen wensen.
Iedere opdracht heeft dezelfde opbouw: onderzoeken, uitvoeren en presenteren. De reflectievragen kunnen tijdens en na iedere fase van het creatief proces met de individuele leerling of de hele groep besproken worden.
Nodig eens een Kunstenaar in de klas uit. Die kan levendig en beeldend over het beroep vertellen dat past bij dit project. Het gerelateerde aanbod bij dit project vind je op onze site.
Een bezoek aan een voorstelling, tentoonstelling of vaste collectie in een Haagse culturele instelling is ook van grote meerwaarde. Zie VONK voor het actuele aanbod.
Bedenk ook van tevoren bij welke onderdelen je ouders kunt of wilt inschakelen. Het project gaat meer leven als er ook buiten de klas aandacht voor is.
Maak foto’s of filmpjes van de diverse presentatiemomenten en deel deze via de schoolwebsite, klassenapp of andere kanalen.
Project specifieke informatie
Over dit project Tijdens je leven en dus ook bij het opgroeien kun je allerlei obstakels en moeilijkheden tegenkomen. Hoe ga je met deze uitdagingen om? De leerlingen worden zich er op deze leeftijd steeds meer van bewust wie ze zijn en wat ze vinden. Ze worden zelfstandiger, gaan straks naar de middelbare school. Hoe ga je om met veranderingen? Deze thema’s komen aan de orde in de boeken die behandeld worden in dit project; Naar het Noorden van Koos Meinderts en het beeldverhaal van het dagboek van Anne Frank. In beide boeken komt de hoofdpersoon in een situatie terecht, waardoor ze zich versneld moeten verhouden tot de buitenwereld. In dit geval een boze buitenwereld omdat beide verhalen zich in de oorlog afspelen. Ook de gedichten en liedteksten sluiten aan bij deze thema’s. De leerlingen leven zich in de beide hoofdpersonages in en verwerken dit in verschillende creatieve opdrachten.
Doelen Er worden twee hoofddoelen geformuleerd die specifiek zijn voor het hele project. De doelen zijn op het gebied van kennis en vaardigheden. Aan het eind van het project worden deze doelen met behulp van de succescriteria geëvalueerd op het gebied van zelfregulering: de leerling kijkt terug en blikt vooruit.
Reflecteren De reflectievragen bij de verschillende fases van het creatief proces kunnen tijdens en na iedere fase met de individuele leerling of de hele groep besproken worden. Zie ook de hand-out:Rollen van de leerkracht.
Het project kan op de volgende manier worden geïntroduceerd:
Op weg
Dit project gaat over groot worden, opgroeien, de weg die je doorloopt naar volwassenheid. Soms gebeurt dat in bijzondere omstandigheden waarbij kinderen ingrijpende gebeurtenissen meemaken zoals oorlog, en zo versneld volwassen moeten worden. Licht het centrale thema van dit project nog niet toe. Bekijk eerst met de leerlingen de animatie van Hanne Berkaak: The Marathon Diary on Vimeo.
De animatie gaat over een meisje dat in koud Lapland een marathon loopt. Eerst nog met veel mede-renners, maar langzamerhand vallen deze af, tot ze met nog maar een paar lopers overblijft. De wedstrijd is niet makkelijk, het gaat met ups en downs en niet langs een rechte lijn. Uiteindelijk komt ze erachter dat het niet om winnen of verliezen gaat, maar om het risico dat je jezelf verliest. Een route naar volwassen worden.
Bespreek de animatie na aan de hand van de volgende vragen:
Wat kunnen de leerlingen vertellen over wat ze gehoord en gezien hebben?
Waar gaat het verhaal over?
Wat zien of ervaren de leerlingen?
Is de boodschap van de maker duidelijk? Is dat belangrijk?
Doorloop de volgende stappen: gebruik een aantal van onderstaande vragen voor het houden van een klassikaal filosofisch gesprek. Of maak de keuze om het filosofische gesprek dit keer in kleine groepjes te houden, aan de hand van praatkaartjes in de bijlage en onderstaande instructie.
Voer naar aanleiding van de introductie en oriëntatie een filosofisch gesprek. Dat doe je aan de hand van praatkaartjes met daarop de volgende vragen:
Hoe leer je ´groot worden´?
Is jouw wereld nu groter dan toen je kleuter was?
Ben jij nu ook wie je wil zijn?
Heeft waar je geboren bent invloed op wie je bent?
Heeft waar je geboren bent invloed op wat je kunt worden?
Is geluk voor iedereen weggelegd?
Is het belangrijk om aardig gevonden te worden?
Kun je iets leren van ´grote mensen´?
Zijn er twee soorten mensen: slechte en goede?
Is vergelijken met anderen gevaarlijk?
Verdeel de klas in groepjes.
Geef elk groepje een werkblad en laat de kaartjes losknippen.
Schud het stapeltje en leg ze met de leeskant naar onder in het midden.
Telkens pakt een leerling een kaartje van de stapel, leest de vraag voor, geeft zijn antwoord waarna de rest van het groepje reageert.
Bespreek enkele vragen klassikaal na.
Een lied of gedicht voor jou
Doe onderstaande opdrachten of maak een keuze. Deze opdracht kan klassikaal gedaan worden of in groepjes, met gebruik van het werkblad.
Voor een klein meisje
Noem de naam Annie M.G. Schmidt. Vraag de leerlingen of ze deze schrijfster kennen, en zo ja, van welke boeken. Lees dan haar gedicht Aan een klein meisje voor. Of verdeel de klas in groepjes van vier leerlingen en geef iedere leerling een werkblad met het gedicht.
Geef de opdracht het gedicht stil voor te bereiden. Daarna leest iedere leerling in het groepje een strofe hardop voor. Na elke strofe bespreekt het groepje:
Welke woorden ken je niet?
Vertel in je eigen woorden wat er staat.
Bespreek dan het gedicht klassikaal na. Aan het taalgebruik hoor je misschien dat het al wat ouder is. Zijn er woorden die de leerlingen niet kennen? Bespreek waar jullie denken dat het over gaat. Welk gevoel krijg je erbij? Waarom? Is dit gedicht bedoeld voor kinderen? Annie M. G. Schmidt schreef ook voor volwassenen.
Voor een kleine jongen
Laat dan het lied Oorlogswinter, gezongen door Joost Prinsen horen en eventueel de video zien. De volledige tekst van het lied vind je hier en op het werkblad. (Tekst van Hans Dorrestijn met muziek van Harry Bannink.) Ook dit lied is wat ouder.
Waar gaat het over?
Wanneer speelt de herinnering van deze man zich af?
Welke (heftige) gebeurtenissen beschrijft hij?
Welk gevoel krijg je erbij? Waarom?
Zie je overeenkomsten tussen gedicht en lied? Over welke onderwerpen gaan de teksten? Denk aan: puberteit, bedreiging, boze buitenwereld, oorlog, speelgoed, gevaar, opgroeien, volwassenen en kinderen.
Succescriterium
Bespreek met de leerlingen de opdracht(en): welke onderwerpen gaan zij onderzoeken de komende les of tijd? Formuleer vanuit het filosofisch gesprek en/of de oriëntatie-opdracht, samen met de leerlingen, een succescriterium waaraan zij werken. Een voorbeeld van een succescriterium bij dit project kan zijn:
De leerling kan zich inleven in het volwassen worden onder moeilijke omstandigheden en dit vergelijken met zijn eigen leven.
4. Opdracht 1: Jaap gaat Naar het Noorden
In deze opdracht staat het boek Naar het noorden van de Haagse auteur Koos Meinderts centraal. Het boek beschrijft de tocht van kinderen uit het westen van het land naar Friesland, en hun verblijf daar. De kinderen worden noodgedwongen op reis gestuurd en in Friesland opgevangen omdat er in het westen te weinig te eten is aan het eind van de Tweede Wereldoorlog. Zonder hun ouders moeten de kinderen zich opeens volwassener gaan gedragen en worden ze geconfronteerd met hun eigen en andermans identiteit in de nieuwe omgeving.
Subdoel kennis
De leerling kent het begrip ‘hongerwinter’.
Subdoel vaardigheid
De leerling kan zich verplaatsen in het personage Jaap.
Benodigdheden
4x A3-papier
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren en presenteren.
De hongerwinter overleven
Haal het lied ‘Oorlogswinter’ uit de oriëntatie-opdracht terug. Vertel dat jullie het boek Naar het Noorden van Koos Meinderts gaan lezen over eenzelfde situatie. Maak een keuze of je het boek klassikaal leest of individueel door de leerlingen laat lezen.
Als je het boek klassikaal leest: ruim vaste momenten in de week in om het boek te lezen. Geef de leerlingen bijvoorbeeld om de beurt een stuk tekst om hardop voor te lezen.
Als de leerlingen het boek individueel lezen: ruim vaste momenten in de week in om het boek te lezen.
Tip: Laat de leerlingen zelf een houding kiezen waarin ze het fijnste lezen: liggend onder de tafel, zittend op de tafel, hangend in hun stoel, etc.
Het boek bestaat uit 4 delen. Hang voor ieder deel een vel A3-papier op in de klas. Schrijf de titels op.
Deel een Honger.
Deel twee Op weg.
Deel drie Het Noorden.
Deel vier Weer thuis.
Maak een leesschema. Schrijf, op het betreffende vel A3-papier, na ieder gelezen fragment samen met de leerlingen in kernwoorden op wat indruk heeft gemaakt. Zo wordt gaandeweg samengevat waar het deel over gaat. Als de leerlingen het boek zelf lezen, schrijven ze de kernwoorden eerst voor zichzelf op. Als iedereen hetzelfde deel uit heeft, worden de kernwoorden gedeeld en verwerkt op het A3-vel.
Zoom dan in op een aantal kernwoorden, formuleer met elkaar vragen en bespreek het kernwoord. Denk aan:
Waarom heeft dit indruk gemaakt?
Wat gebeurde er?
Wat voelen de personages?
Wat doet het met jou?
Kun je het fragment of de passage waar dit voorkwam nog terugvinden?
Wil je hem nog eens herlezen?
Denk je er na het gesprek nu anders over?
Alles is anders
Lees hoofdstuk 28 Tjeerd (bladzijde 116) nogmaals. Jaap komt vanuit het westen in Friesland terecht. Dat is in Nederland, maar toch is er veel anders. Laat de leerlingen in twee- of drietallen overeenkomsten en verschillen tussen het oude thuis en nieuwe thuis van Jaap in het Venndiagram schrijven/tekenen, op bijgeleverd werkblad.
Bespreek het na aan de hand van de volgende vragen:
Welke verschillen vallen op?
Hoeveel invloed hebben die op je leven, denk je?
Wat doet het met je als je je moet aanpassen aan nieuwe gewoonten?
Extra: Wil je meer weten over Koos Meinderts, bekijk dan de aflevering Lezen van Het Klokhuis.
Jaap
Bespreek met elkaar dat de ik-persoon Jaap is.
Denk je dat Jaap echt heeft bestaan?
Heeft Jaap zijn eigen verhaal opgeschreven?
Is het een dagboek, of iets anders?
Het boek is een verzonnen verhaal, maar wel op echte geschiedenisverhalen gebaseerd.
Als er niet vanuit Jaap maar over Jaap was verteld, was het verhaal dan anders geweest?
Had het anders gevoeld?
Het laatste hoofdstuk
Lees het laatste hoofdstuk Fluitenkruid nogmaals (p.184-187): Jaap en zijn zus en broertje zijn weer thuis, maar alles is en voelt anders. In 4 à 5 maanden tijd is de wereld er voor Jaap anders uit gaan zien.
Wat is er veranderd?
Waarin is Jaap veranderd?
Wat heeft daar vooral voor gezorgd denk je?
Wat valt op in de schrijfstijl? Kijk eerst of de leerlingen het zelf kunnen ontdekken! Opvallend is dat het hele boek in de verleden tijd is geschreven, maar dit hoofdstuk als enige in de tegenwoordige tijd. Bespreek met de leerlingen of dit effect heeft op de manier waarop je als lezer het verhaal beleeft. Op welke manier heeft het effect?
Bespreek dan dat de wereld er in korte tijd compleet anders uit kan zien, bijvoorbeeld doordat er een pandemie uitbreekt, doordat je kampioen wordt in iets, je een nieuw broertje of zusje krijgt, moet verhuizen, etc. Ook kleinere gebeurtenissen kunnen van grote invloed zijn op hoe je je voelt of hoe je naar de wereld om je heen kijkt. Herkennen de leerlingen dit? Kunnen ze iets vertellen of benoemen?
Geef de leerlingen de opdracht een laatste kort hoofdstuk te schrijven van hun ‘eigen boek’, alsof ze terugkijken op het laatste jaar, zoals Jaap dat doet in het laatste hoofdstuk. In dezelfde stijl als het laatste hoofdstuk, namelijk vanuit de ik-vorm en in de tegenwoordige tijd! Vraag hen zichzelf van een jaar geleden te vergelijken met zichzelf van nu. Hebben ze ook een verandering meegemaakt? Begin het verhaal bijvoorbeeld met de zin: “Een jaar geleden was ik, of zat ik, nog …… “ Laat de leerlingen eventueel kiezen tussen het schrijven van een echt persoonlijk verhaal of het schrijven van een fictief verhaal.
Maak een keuze uit de volgende mogelijkheden:
Vraag leerlingen die dat willen, hun hoofdstuk voor te lezen en bespreek deze eventueel klassikaal na: wat herkennen de andere leerlingen? Wat greep hen aan of viel hen op?
Bundel de teksten en maak er een boekje van.
Reflectie subdoelen
Wat viel je het meeste op aan het verhaal van Jaap?
Reflectie proces
Hoe heeft het verhaal je geholpen met nadenken over verandering?
5. Opdracht 2: Anne schrijft haar dagboek
De Joodse Anne moest in de Tweede Wereldoorlog met haar familie en een aantal kennissen onderduiken in een verborgen achterhuis. Dit om proberen te voorkomen dat ze zouden worden opgepakt en afgevoerd naar een concentratiekamp. Tussen 1942 en 1944 schrijft Anne in haar dagboek, ze is dan 12, 13 en 14 jaar. Ze schrijft over de verschrikkingen van de oorlog, maar daarnaast ook over alles waar je als tiener mee worstelt: onzekerheid, verliefdheid, eenzaamheid, vervelende ouders en een zus, etc. We zien Anne opgroeien van kind tot jongvolwassene.
Van Het achterhuis bestaan verschillende versies. Anne Frank schreef zelf een eerste versie, puur als haar dagboek (dat ze als ´Kitty´ aanspreekt). Dit is de a-versie, die ze later zelf herschreef: de b-versie. Na de oorlog publiceerde haar vader het dagboek, de c-versie, waarbij hij uit de a- en b-versie putte, maar de seksueel getinte passages wegliet. In 1991 redigeerde Mirjam Pressler de dagboeken opnieuw, waarbij de geschrapte passages weer werden toegevoegd.
In 2018 verscheen Het achterhuis als een beeldboek. Voor deze opdracht maken we gebruik van het beeldboek.
Subdoel kennis
De leerling kent het verhaal van Anne Frank en kan het plaatsen in het tijdvak.
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren en presenteren.
Jij bent jij en ik ben ik
Het achterhuis
Bekijk en bespreek de video van School-TV Het dagboek van Anne Frank – een wereldberoemd boek. In het filmpje wordt verteld over de ambitie van Anne om later schrijfster te worden. Ze was alvast begonnen met een dagboek dat de basis moest worden voor een boek. Op p. 137 van de stripversie van haar dagboek vertelt ze er zelf over. Lees dit stukje voor.
Introduceer het beeldboek Het achterhuis. Bekijk en lees met elkaar p. 8-9 van het beeldboek. Anne schrijft in dagboekvorm, in de ik-vorm. Zou het anders voelen als het boek niet in de ik-vorm zou zijn? En ze schrijft het aan Kitty; wie is Kitty?
Anne heeft het gevoel dat ze alleen aan haar dagboek haar diepste gedachten en gevoelens kwijt kan.
Bespreek kort met de leerlingen of zij een dagboek bijhouden of zouden willen bijhouden, bijvoorbeeld aan de hand van de volgende vragen:
Wat zouden jullie in een dagboek opschrijven?
Mag iemand anders jouw dagboek lezen? Waarom niet/wel?
Anne schrijft …”ik hoop dat je een grote steun voor me zult zijn”. Op welke manier zou een dagboek een steun voor jou kunnen zijn?
Bespreek de reacties kort na.
In haar dagboek zien we Anne worstelen met zichzelf, haar onzekerheden, wie ze is. Soms zou je haast vergeten in welke vreemde situatie ze zit, zo herkenbaar en universeel zijn haar gedachten, zeker voor kinderen van haar leeftijd.
Verdeel de klas in groepjes en laat elk groepje één van de volgende fragmenten lezen: verdeel de werkbladen met dagboekfragmenten.
Vraag elk groepje vervolgens de volgende punten te bespreken:
Versterken de illustraties en tekst elkaar? Of vorm je liever een eigen beeld in je hoofd?
Waaruit blijkt dat Anne in een bijzondere situatie zit? Of: kun je uit de fragmenten opmaken dat Anne in een bijzondere situatie zit?
Welke emoties passen goed bij iemand van haar leeftijd? Herkennen jullie ze misschien?
Laat de leerlingen de werkbladen onderling bespreken en aantekeningen maken. Bespreek het daarna kort samen klassikaal.
Videodagboek
In 2018 maakte de Anne Frank Stichting een aantal ‘video-dagboeken’; video’s waarin het lijkt of Anne een camera ter beschikking had en zo haar dagboek niet heeft geschreven, maar als een vlog opnam. Bekijk een of meerdere afleveringen, bijvoorbeeld:
Bespreek met de leerlingen welke gevoelens en worstelingen in de ‘vlog’ naar voren komen. Met welke fragmenten op het werkblad ‘Dagboekfragmenten’ zijn deze vlogs in verband te brengen?
Mijn twee kanten
Op pagina 58/59 van het beeldboek beelden twee kunstwerken uit hoe Anne haar twee kanten ziet.
Toon deze pagina’s en bespreek ze.
Geef iedereen een vel papier en deel het papier in twee vlakken.
Geef de leerlingen de opdracht om in een mindmap te omschrijven wie zij zijn, hoe ze zichzelf zien. Hun twee kanten.
Maak een keuze uit onderstaande mogelijkheden, of laat de leerlingen zelf een keuze maken:
Collage. De leerlingen zoeken twee foto’s/kunstwerken/afbeeldingen die henzelf en misschien wel twee kanten van zichzelf tonen. Laat hen, net als in het beeldboek, met tekstwolkjes verduidelijk wat ze waarmee bedoelen.
Beelddagboek. De leerlingen tekenen een beelddagboek-fragment naar het voorbeeld van het boek.
Presenteer de resultaten op één van de volgende manieren:
Hang de collages en de beelddagboeken op en richt zo een tentoonstelling in.
Organiseer een filmmiddag en vertoon alle vlogs.
Reflectie subdoelen
Zou je zelf een dagboek willen hebben, en zo ja, in welke vorm en waarom in die vorm?
Reflectie proces
Had je er wel eens over nagedacht dat je meerdere kanten hebt en wat vind je daarvan?
6. Opdracht 3: Ik en Insta
In dit project verdiepen de leerlingen zich in één van de hoofdpersonen uit de boeken van de voorgaande opdrachten: Jaap of Anne. Ze onderzoeken het karakter, de gevoelens en emoties, reacties etc. Waar hielden ze van, wat voelden ze, waar worstelden deze kinderen mee? Is opgroeien nou leuk?
Subdoel kennis
De leerling weet wat sociale media zijn.
Subdoel vaardigheid
De leerling weet hoe instagram in te zetten voor het maken van de opdracht.
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren en presenteren.
Inleven en inkleuren
Als afsluiting van het project duiken we dieper in de twee hoofdpersonages. Bespreek met de leerlingen het belang van lezen. Waarom is lezen belangrijk? Je leert bijvoorbeeld door verhalen je in te leven in de ander. Je krijgt misschien nieuwe zienswijzen en herkent andermans emoties. Zo worden je verbeelding en empathische vermogens vergroot.
Blik met de leerlingen nog even terug op de boeken die jullie in de vorige opdrachten lazen: Naar het Noorden en Het achterhuis. Bespreek na aan de hand van de volgende vragen:
Wat is de leerlingen het meeste bijgebleven?
Kun je je inleven in de situaties van Anne en Jaap?
Hoe vond je hun personages? Aardig, sympathiek, of juist niet?
Hoe zien zij er in je hoofd uit, welk plaatje heb je er in je hoofd van geschetst?
Heb je zelf wel eens een situatie meegemaakt waarin je ineens in een andere omgeving bent met andere mensen?
Wat zou je nog als aanvullende informatie willen weten?
Welke sfeer hangt er in beide boeken?
Geef de leerlingen de opdracht één van de twee hoofdpersonages uit de boeken te kiezen: Jaap of Anne. NB. Laat hen kiezen vanuit hun voorkeur voor het verhaal en niet omdat de keuze tussen een meisje of juist de jongen is. Welk verhaal sprak hen het meeste aan?
Laat de leerlingen vervolgens in een infographic (zie werkblad) de gekozen persoon duiden: hoe is hij of zij, welke emoties, kleding, kleur, uiterlijk, waar houdt hij/zij van? Je kunt misschien niet alles weten, maar al associërend kunnen leerlingen samen het plaatje aanvullen.
Jaap en Anne in deze tijd Bespreek dat als Jaap of Anne nu hadden geleefd, ze hun verhalen misschien op een andere manier zouden vertellen. Zouden ze dan gebruik hebben gemaakt van sociale media? Waarom wel of niet? Welke dan Gedachtenexperiment: Als Anne en Jaap hun verhalen op Insta hadden gedeeld, welk risico liepen ze dan?
Jij online Bespreek eerst met de leerlingen:
Gebruik je social media?
Wat laat je daar over jezelf zien?
Gebruik je veel tekst, of vooral foto’s?
Welke ervaringen deel je wel of niet? Wat hou je liever voor jezelf?
Jaap en Anne op Insta Geef de leerlingen vervolgens de opdracht een tijdelijk en besloten Instagram-profiel voor Anne of Jaap te maken. Laat hen daarbij nadenken over de volgende punten:
Hoe omschrijft hij/zij zichzelf?
Welke profielfoto kiest hij/zij?
Welke berichten en stories post hij/zij?
Maken ze filmpjes, laten ze muziek horen, gedichten etc.?
Welke hashtags gebruik je?
Laat de leerlingen elkaar volgen en online reacties voor elkaar achter laten. Laat de leerlingen de Insta-posts ook op papier maken, en gebruik deze papieren posts bij ‘Presenteren’. Of laat ze er screenshots van maken.
Insta op papier
Richt een tentoonstelling in met de papieren Insta-posts. Laat een aantal leerlingen vertellen over het hoe en waarom van hun posts. Laat andere leerlingen reageren: wat was hun online reactie op deze posts? Zou je nu, live en face-to-face, anders reageren?
Maak een beeldboek.
Reflectie subdoelen
Wat zijn de voor en nadelen van sociale media volgens jou?
Eindreflectie: zelfregulatie terugkijkend
Wat heb je geleerd van het je in leven in personages en hen met elkaar en jezelf te vergelijken?
Eindreflectie: zelfregulatie vooruitkijkend
In welke vorm zou jij over je leven en opgroeien willen vertellen?
Verder lezen?
Meld je dan nu aan of log in!
Registreer nu en ontvang gratis toegang tot al onze projecten in de Haagse Ladekast.