Onder de titel ´In de schoenen staan van….?´ gaan leerlingen op zoek naar de held in zichzelf. Wat maakt iemand een held, waar ben je trots op van jezelf en kun jij iets dat niemand anders kan? Ze proberen zich door middel van het lied ´Tijdmasjien´, verschillende oefeningen en een bewegingsspel ook echt in iemand te verplaatsen. Er wordt een vertaling gemaakt naar muzikaal leiderschap en de leerlingen onderzoeken manieren om in muziek leiding te nemen die ze oefenen in een soundscape. Uiteindelijk worden de verschillende composities uit de opdrachten samengevoegd tot één grote eindpresentatie.
Welkom! Je gaat in de klas werken met het lesmateriaal van Cultuuronderwijs op zijn Haags. Voor je aan de slag gaat leggen we je uit hoe je dit project tot een succes kunt maken.
Samen ontdekken Onze cultuurlessen zijn gebaseerd op de didactiek van procesmatig werken, de leerlingen doorlopen hierbij een creatief proces. Zij worden zich bewuster van zichzelf, hun omgeving en ontdekken op een speelse manier hun creatieve vermogen. Met als kern dat je als leerkracht samen met de leerlingen beleeft, beschouwt, verbeeldt, bedenkt en maakt.
Houdingsdoelen Bij de introductie, oriëntatie en opdrachten worden kennisdoelen en vaardigheidsdoelen benoemd. Onderstaande houdingsdoelen gelden in het algemeen:
De leerling toont zich nieuwsgierig en proactief.
De leerling kan positief-kritisch reflecteren op eigen werk en op dat van anderen.
Overleg en deel je plannen met de icc’er of je cultuurcoach.
Wij adviseren je het hele project van tevoren door te lezen om je goed voor te bereiden en de mogelijkheden te ontdekken die het project biedt.
Je kunt het lesmateriaal ook downloaden en printen. Gebruik het smartboard voor het beeldmateriaal.
Als richtlijn adviseren wij voor het doorlopen van het creatief proces in het hele project, zes tot acht lesmomenten in te plannen. Alle projecten hebben een introductie, oriëntatie en drie opdrachten. Je kunt ervoor kiezen het lesmateriaal aan te passen naar eigen wensen.
Iedere opdracht heeft dezelfde opbouw: onderzoeken, uitvoeren en presenteren. De reflectievragen kunnen tijdens en na iedere fase van het creatief proces met de individuele leerling of de hele groep besproken worden.
Nodig eens een Kunstenaar in de klas uit. Die kan levendig en beeldend over het beroep vertellen dat past bij dit project. Het gerelateerde aanbod bij dit project vind je op onze site.
Een bezoek aan een voorstelling, tentoonstelling of vaste collectie in een Haagse culturele instelling is ook van grote meerwaarde. Zie VONK voor het actuele aanbod.
Bedenk ook van tevoren bij welke onderdelen je ouders kunt of wilt inschakelen. Het project gaat meer leven als er ook buiten de klas aandacht voor is.
Maak foto’s of filmpjes van de diverse presentatiemomenten en deel deze via de schoolwebsite, klassenapp of andere kanalen.
Project specifieke informatie
Over dit project Het thema van dit project binnen de discipline ´Muziek´ is ´Utopie´. Onder de titel In de schoenen staan van….? gaan leerlingen op zoek naar de held in zichzelf. Wat maakt iemand een held, waar ben je trots op van jezelf en kun jij iets dat niemand anders kan? Ze proberen zich door middel van het lied ´Tijdmasjien´, verschillende oefeningen en een bewegingsspel ook echt in iemand te verplaatsen. Er wordt een vertaling gemaakt naar muzikaal leiderschap en de leerlingen onderzoeken manieren om in muziek leiding te nemen die ze oefenen in een soundscape. Uiteindelijk worden de verschillende composities uit de opdrachten samengevoegd tot één grote eindpresentatie.
Doelen Er worden twee hoofddoelen geformuleerd die specifiek zijn voor het hele project. De doelen zijn op het gebied van kennis en vaardigheden. Aan het eind van het project worden deze doelen met behulp van de succescriteria geëvalueerd op het gebied van zelfregulering: de leerling kijkt terug en blikt vooruit.
Reflecteren De reflectievragen bij de verschillende fases van het creatief proces kunnen tijdens en na iedere fase met de individuele leerling of de hele groep besproken worden. Zie ook de hand-out: Rollen van de leerkracht.
Algemene benodigdheden Maak gedurende het hele project gebruik van de volgende ruimtes en materialen:
klaslokaal of speellokaal
muziekinstallatie en/of digibord
digitaal foto- en filmtoestel
(kleuren)printer
In de Toolbox muziek vind je meer informatie over het bespelen van de instrumenten uit het schoolmuziekinstrumentarium. Daarnaast worden verschillende werkvormen verder uitgelegd.
2. Introductie
Hoofddoel kennis
De leerling legt uit wat muzikaal leiderschap inhoudt en hoe een dirigent dat doet.
Hoofddoel vaardigheid
De leerling verplaatst zich in een ander door middel van muziek en beweging.
Benodigdheden
verzamel van tevoren verschillende soorten schoenen: grote schoenen, kleine schoenen (zelfs van een pop bijvoorbeeld), laarzen, hoge hakken, klompen, enz.
bijlage 1: lied: ´Had ik maar een tijdmasjien´, gezongen versie
Het thema ´Utopie´ voor groep 5/6 gaat over (super)helden. Wat is een held? Wie wil ik zijn? De leerlingen verplaatsen zich letterlijk in de schoenen van een ander en gaan op zoek naar hun eigen kracht en goede eigenschappen. Als je in een utopische wereld zou wonen is alles mogelijk: welke (super)krachten/eigenschappen zou je willen hebben?
Introduceer het thema als volgt:
Er zijn in de loop van de tijd heel veel helden geweest. Stel dat we daar met een tijdmachine naar toe kunnen gaan. En vragen kunnen stellen…hoe mooi zou dat zijn?!
Luister naar het lied: ´Had ik maar een tijdmasjien´ uit de liedbundel Eigenwijs (aangepaste versie).
Zet bijlage 1 aan en laat bijlage 2, de tekst op het bord, zien. (De leerlingen zingen dus nog niet mee.)
Stel de volgende vragen:
Welke helden komen er in het lied voor?
Ken je deze mensen?
Zijn zij een held?
Waarom zijn zij een held?
Zet het lied nogmaals aan en laat de leerlingen zachtjes met het refrein meezingen. Laat ze nog een keer naar de coupletten luisteren.
Stel de volgende vragen:
Welke (super)helden ken je nog meer?
Welke (super)krachten zou jij willen hebben of wat zou je graag willen kunnen?
Heb je moed nodig om een held te zijn? Kan je iets noemen waar jij moed voor nodig had?
3. Oriëntatie
Benodigdheden
verschillende soorten schoenen; grote schoenen, kleine schoenen, hoge hakken, klompen, enz.
bijlage 1: lied: ´Had ik maar een tijdmasjien´, gezongen versie
Doorloop de vaste oriëntatie-onderdelen: het filosofisch gesprek en het uitvoeren van de eerste opdracht.
Het filosofisch gesprek Voer naar aanleiding van de introductie een filosofisch gesprek. Let op: het filosofisch gesprek is in twee delen geknipt met een spel (Oriëntatieopdracht 1) in het midden. Oriëntatieopdracht 1 kan het beste in een speellokaal worden uitgevoerd. Stel (een aantal van) onderstaande vragen:
Wanneer is iemand een held?
Herken je een held aan zijn uiterlijk? Of maakt het uiterlijk niet uit?
Is een held ook wel eens bang? Is een held altijd een goed mens?
Welke eigenschappen heeft een held?
Heeft een held superkrachten nodig?
Ken jij een persoon in je naaste omgeving die voor jou een held is?
Wat doet deze persoon (of heeft deze gedaan) waardoor hij/zij een held is voor jou?
In welke schoen sta jij?
Doorloop de volgende stappen:
Ga in een kring staan. In het midden liggen verschillende soorten schoenen. Wie trekt er een paar schoenen aan? (Laat dit eerst door één of een paar leerlingen doen.) Loop eens rond. Van wie zouden deze schoenen kunnen zijn? Wat voor persoon is dat? Zou deze persoon een held zijn? Wat zou hij/zij goed kunnen denk je? Tip! Kiezen de leerlingen kleinere schoenen die niet passen, dan kunnen ze die ook vasthouden terwijl ze lopen.
Herhaal dit ook met andere leerlingen/schoenen.
Leg de schoenen buiten de kring, maar zodanig dat je er zelf goed bij kunt.
Zeg: “We gaan nu met de hele klas een spel doen. Iedereen beweegt daarbij door de ruimte maar je mag elkaar niet aanraken.” Spreek af dat wanneer je “1, 2, 3 bevries” zegt, iedereen direct als een standbeeld bevroren stilstaat. (Oefen dit eventueel eerst een keer van tevoren.)Zonder te praten laat je een van de meegenomen schoenen zien. De leerlingen kijken ernaar zonder te praten en zodra je “start” zegt, gaan ze als die persoon door de ruimte bewegen. Ze bewegen op dat moment als die ander. Laat ze weer bevriezen.
Herhaal dit nog een paar keer maar nu met andere schoenen. (Houd de schoenen omhoog maar praat niet, gebruik desnoods alleen het stilteteken/vingers tegen de lippen.)
Laat de leerlingen zitten in de kring. Stel de volgende vragen:
Kun je je anders voelen als je andere schoenen aantrekt?
Voel je je dan ook iemand anders?
Kun je je iemand anders voelen?
Had ik maar een tijdmachine!
Zing tot slot nog een keer het lied ´Had ik maar een tijdmasjien´. Laat ze nu in elk geval het refrein meezingen. Waarschijnlijk zullen de coupletten ook al goed gaan.
Zing het lied eventueel nog een tweede keer.
Succescriterium
Bespreek met de leerlingen de opdracht(en): welke onderwerpen gaan zij onderzoeken de komende les of tijd? Formuleer vanuit het filosofisch gesprek en/of de oriëntatie-opdracht, samen met de leerlingen, een succescriterium waaraan zij werken. Een voorbeeld van een succescriterium bij dit project kan zijn:
De leerling verplaatst zich in een andere persoon of tijd in een couplet, een soundscape en bewegingen.
4. Opdracht: Who is…?
In deze opdracht werken de leerlingen verder met het thema ´in de schoen staan van een ander´, waarbij ze ook muziek gaan koppelen aan een persoon of tijd. Het lied ´Tijdmasjien´ komt terug, ze denken na over welke ´held(en)´ hier nog meer in voor moeten komen en ze schrijven een eigen couplet.
Subdoel kennis
De leerling legt uit hoe hij zich in een ander verplaatst door middel van muziek en beweging
Subdoel vaardigheid
De leerling schrijft een eigen couplet bij een lied over een andere persoon of tijd.
Benodigdheden
verschillende soorten schoenen: grote schoenen, kleine schoenen, hoge hakken, klompen, enz.
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren en presenteren.
Benodigdheden
verschillende soorten schoenen: grote schoenen, kleine schoenen, hoge hakken, klompen, enz.
Voer deze opdracht uit in de gymzaal of het speellokaal. Spreek met de leerlingen af dat ze elkaar niet aan mogen raken en dat ze alleen bewegen en luisteren. Terwijl ze bewegen, luisteren ze naar de instructies die gegeven worden. Geef aan dat wanneer je “1, 2, 3 bevries” zegt, ze direct stil moeten staan als een standbeeld. Begin steeds met een element uit A en voeg er een element uit B aan toe terwijl ze bewegen. Laat de groep rondlopen door de klas op verschillende manieren:
A:
loop alleen in rechte lijnen
loop alleen in diagonale lijnen
B:
je hebt haast
het is heel erg warm
je hebt een heel zware koffer
loop rond als superman
loop rond als een raar wezen
Verzin samen met de klas nog andere manieren waarop ze rond kunnen lopen en die toegevoegd kunnen worden aan B. Laat eventueel ook een leerling ‘dirigeren’; de groep aansturen.
Deel 2 (ca. 10/15 min.)
Doe nu hetzelfde als in deel 1, maar combineer A met een paar schoenen die je omhoog houdt. Laat deze zien voordat ze gaan lopen. Doe dit weer in stilte. Herhaal dit eventueel nog een paar keer met andere schoenen.
Zeg weer “1, 2, 3 bevries” en laat de leerlingen zitten op de plek waar ze zich dan bevinden. Laat ze jouw kant opdraaien.
Vertel dat ze twee verschillende geluidsfragmenten gaan horen (bijlage 5 en bijlage 6). Tip! Vertel niet hoe ze heten! Op deze manier zijn ze niet bevooroordeeld en spreken ze hun eigen fantasie aan. Laat ze eerst 10 tellen luisteren en stilstaan op hun plaats terwijl de muziek begint. Ze proberen zich een beeld te vormen wat voor iemand er bij de muziek past en in welke tijd deze persoon leeft/zich bevindt. (Er is hier geen goed en fout!) Nadat je een klap in de handen geeft, gaat iedereen pas bewegen. Op het moment dat de muziek stopt, bevriezen ze. (Zet de muziek eerder uit als je denkt dat dat nodig is!) Herhaal dit dan nog een keer met het tweede fragment.
Vraag of de leerlingen in een kring komen zitten. Stel de volgende vragen: (Er kunnen verschillende ideeën/ antwoorden zijn en dat is goed.)
Waar deed de muziek je aan denken?
In welke tijd bevond je je?
Wat voor iemand was je op dat moment?
Welke manier van bewegen vond jij goed passen bij de geluidsfragmenten? Waarom?
Zet nu bijlage 1, het lied ´Tijdmasjien´, nog een keer aan en laat ze het lied meezingen. Vraag in welke tijd de coupletten zich afspelen? Speelt het zich in het verleden af of in de toekomst? In dit geval staan er steeds twee verschillende dingen in een couplet; zin 1 en 2 hebben met het verleden te maken en zin 3 en 4 met de toekomst.
Zing het lied eventueel nog een keer.
Stel de volgende vragen:
Naar welke tijd zou je graag willen reizen.
Wie zou je willen ontmoeten?
Aan wie zou jevragen willen stellen?
Wat wil je te weten komen?
Dit kan uiteraard van alles zijn: een popster, belangrijk persoon of uitvinder die niet meer leeft of vragen die ze hebben t.a.v. de toekomst.
Deel 2 (ca. 30 min.)
Mocht je in delen werken, dan is het handig om het lied ´Tijdmasjien´ nog een keer te zingen voordat je verder gaat.
De volgende opdracht kan tijdens een muziekles klassikaal worden gedaan of tijdens een zelfstandig werken- opdracht. Volg onderstaande stappen als u de klassikale versie kiest:
Laat werkblad bijlage 7 op het digibord zien of deel deze uit. Bespreek het werkblad. De leerlingen gaan in tweetallen aan de slag.
Na 10 minuten stoppen de leerlingen even met bedenken. Vraag wie er nog niet helemaal klaar is. Iedereen oefent nu het gedeelte dat af is. Zet de karaoke-versie aan. Het is de bedoeling dat iedereen met het refrein meezingt en vervolgens zingen alle groepjes tegelijk het couplet door elkaar heen. (Dit is heel veilig, niemand let op elkaar.) Dit kunnen ze daarna nog een keer herhalen.
Geef de leerlingen nog even kort de gelegenheid om iets aan te passen als dat nodig is, of om de laatste regel af te schrijven. Laat ze het eventueel nog een keer met de karaoke-versie oefenen.
Let op! De zelfgeschreven teksten hebben ze ook nog nodig in de laatste deelopdracht. Laat ze die dus goed bewaren!
Benodigdheden
bijlage 4: lied: ´Had ik maar een tijdmasjien´, karaoke-versie met meerdere coupletten. (7:45)
In dit gedeelte gaan de leerlingen de zelfgeschreven coupletten aan elkaar laten horen. Mocht je in delen werken, dan is het handig om de klas eventueel eerst nog een keer door elkaar heen te laten oefenen. Vervolgens kun je bijlage 4 gebruiken om de coupletten aan elkaar te laten horen. De klas zingt het refrein mee en er kunnen 12 groepjes hun eigen couplet laten horen. Mocht het nodig zijn, dan zet je de bijlage nogmaals aan.
Tip! Het is leuk om (met een telefoon) de geluidsopnames op te nemen van enkele/alle groepjes.
Let op! De zelfgeschreven teksten hebben ze ook nog nodig in de laatste deelopdracht! Laat ze die dus goed bewaren!
Reflectie subdoelen
In welk couplet hoor je duidelijk een andere persoon terug?
Reflectie proces
Hoe lukte het jou om je te verplaatsen in de andere persoon of tijd en dit om te zetten in een couplet?
5. Opdracht: I am
Personen die je graag zou willen ontmoeten zijn vaak mensen die in de spotlight willen staan, hun nek uit durven te steken, leiders zijn of mensen die innovatief zijn en iets willen maken of veranderen. In deze opdracht onderzoeken de leerlingen wat leiderschap in muziek betekent. Ze proberen bewegingen uit zoals het aangeven van starten en stoppen van een groep, of het harder en zachter worden. Tijdens het maken van een ‘soundscape’ ontdekken ze de koppeling tussen personen/de tijd en muziek. De soundscape wordt met instrumenten en/of de stem gemaakt op een begeleiding die hen in de juiste stemming brengt. Uiteindelijk dirigeert een leerling de diverse soundscapes.
Subdoel kennis
De leerling legt uit wat een dirigent doet.
Subdoel vaardigheid
De leerling maakt, samen met anderen, een eigen soundscape van de toekomst.
Benodigdheden
(eventueel) allerlei soorten slaginstrumenten.
(eventueel) melodische (slag)instrumenten zoals boomwhackers, xylofoons, metallofoons, klokkenspellen en klankstaven: de tonen C – D – E – G – A
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren en presenteren.
(Super)helden zijn soms leiders en leiders kunnen een held zijn. In deze opdracht gaan de leerlingen zelf ervaren hoe het is om een leider te zijn, in dit geval op muzikaal gebied. Hierbij gaat het niet om woorden maar om lichaamstaal, houding en het aangeven zonder woorden.
Deze twee oefeningen kunnen meerdere keren gedaan worden (door de week heen) en zijn ook heel geschikt om even kort tussen twee lessen in te doen als ´energizer´. Ter inspiratie kan u kijken naar het filmpje “dirigeren doe je zo”.
Dirigeeroefening 1: Aan- en uitzetten
Doorloop onderstaande stappen:
Ga voor de klas staan en instrueer de leerlingen dat ze je precies moeten kopiëren. Oefen dit even door bijvoorbeeld naar links te kijken; controleer of ze dat met je meedoen. Zet een hand in de zij of til een been op. Doe dit in stilte en wacht tot iedereen meedoet.
Positioneer vervolgens de handen naast elkaar. Maak nu een kleine opwaartse beweging en laat de handen daarna weer terugkomen op het startpunt. Op dat laatste punt hoor je een klap. Let erop dat je hierbij ook inademt en met je ogen de beweging meedoet. Herhaal dit een paar keer.
Laat nu een leerling de klap dirigeren en de leiding nemen. Instrueer het oogcontact, de ademhaling en de opwaartse beweging van de klap.
Breid dit uit met andere bewegingen zoals een stamp, een sprong of een klap op de benen. Leerlingen kunnen ook zelf een andere beweging bedenken. Blijf focussen op de gelijkheid van de beweging met de hele groep.
Tip! Als dit nog niet ontdekt is: attendeer de leerlingen erop dat je kunt variëren in tempo. Ook is het mogelijk om er spanning in te brengen door de groep bijvoorbeeld drie keer achter elkaar te laten klappen en dan ineens niet. Zo dwing je ze als dirigent om naar je te kijken omdat het niet voorspelbaar is wat je gaat doen.
Variatie: Breid dit uit naar voorwerpen of instrumenten. Dan wordt niet de klap gedirigeerd maar de slag op het instrument, of de slag op of met het voorwerp.
Dirigeeroefening 2: Dynamiek
(Zie ook het filmpje voor de leerkracht in de Toolbox muziek 0:55)
Doorloop de volgende stappen:
Ga voor de klas staan en instrueer de leerlingen dat ze je precies moeten kopiëren. Oefen dit even door bijvoorbeeld naar links te kijken; controleer of ze dat met je meedoen. Zet een hand in de zij of til een been op. Doe dit in stilte en wacht tot iedereen meedoet.
Positioneer vervolgens de handen horizontaal naast elkaar met maar een paar centimeter ertussen. Vraag de leerlingen om “oe” te zingen op een willekeurige toon. Op het moment dat je de handen verder uit elkaar brengt, moet de ´oeh’ harder worden. Probeer dit eerst uit met de klas. Pas als het niet gevolgd wordt, vragen wat de bedoeling zou kunnen zijn.
Maak de leerlingen bewust van wat ze zojuist hebben gedaan. Vraag: “Wat gebeurde er met het geluid toen ik mijn handen verder uit elkaar deed?” (Geluid werd harder.)
Oefen dit een paar keer. Let erop dat harder worden niet ook hoger met de stem wordt! Varieer in tempo van heel snel van zacht naar hard en terug, en langzaam van zacht naar hard. Maak met de handen een stopgebaar als je wilt dat het tussendoor stil is. Het lukt meestal niet om alles op één ademhaling te doen. Haal tussendoor adem wanneer je adem tekort komt.
Laat nu een leerling de dynamiek aangeven. Vraag van tevoren nog een keer welke mogelijkheden de dirigent allemaal heeft. (Harder en zachter, gecombineerd met sneller en langzamer en stilte.)
Laat verschillende leerlingen dirigent zijn. Vraag de leerlingen om een andere klank te verzinnen dan ‘oe’. Dit kunnen verschillende klinkers, medeklinkers of andere klanken zijn. Bijvoorbeeld: aa, ie, mm, tss, pff, brr. Probeer deze uit met de klas. (Klanken die achterin de keel worden gemaakt, zoals de ´ggg´ zijn niet wenselijk.)
Variaties:
Ook dit is uit te breiden naar voorwerpen of instrumenten. Dan geeft de dirigent niet de klank aan, maar puur de dynamiek.
Uiteraard is een combinatie van dirigeeroefening 1 en 2 ook mogelijk!
Je kunt deze opdrachten ook in delen door de week heen doen. In deze opdracht bekijken de leerlingen Stripsody van Cathy Berberian en ontdekken ze dat je ook muziekstukken of een verhaal kunt maken door alleen maar geluiden te maken. Daarna gaan ze in groepjes rond het thema ´De toekomst´ een soundscape maken en verder oefenen met dirigeren.
Doorloop de volgende stappen:
Doorloop de volgende stappen:
Jouw eigen soundscape
Deel 1 (15 min.)
Vertel dat ze naar de Stripsody van Cathy Berberian gaan kijken en vraag of ze goed willen opletten hoe er in dat muziekstuk muziek wordt gemaakt. Hoe wordt het uitgevoerd? Bespreek het antwoord op de vraag. (Alles wordt uitgevoerd met de stem d.m.v. geluiden en korte woorden/zinnen.)
Waarom maakt de componist gebruik van drie lijnen? Laat eventueel de eerste bladzij nogmaals horen. Dat staat voor hoog, midden en laag. (De allereerste “AAAhhhh” is bijvoorbeeld hoog en het laatste geluid “Boinggg” laag). Benadruk dat het daardoor leuker is wanneer er verschil zit in niet alleen de klank, maar ook in de hoogte van die klank.
Wordt er behalve hoog en laag nog gebruikgemaakt van andere muzikale verschillen? (Ja, bijvoorbeeld lang en kort; het geluid “brrrrrr” op de eerste bladzijde is lang en het geluid “bleagh” is kort. Maar ook het verschil tussen hard en zacht en stilte!) Al deze verschillen zorgen ervoor dat het muziekstuk interessanter wordt.
Deel 2 (ca. 20 min.)
Vertel dat de leerlingen iets vergelijkbaars gaan maken maar dan zonder het op te schrijven; een soundscape, een soort ´mini-geluiden-verhaaltje´. Elk groepje gaat een soundscape van de toekomst maken. De leerlingen mogen hun hele lichaam (bodypercussie en stem) gebruiken om dit te verklanken.
Vraag waar de leerlingen aan denken als ze aan geluiden van de toekomst denken. (Daarbij kunnen ze denken aan geluiden van het weer, geluiden van apparaten en vervoersmiddelen en ritmes en geluiden van toekomstmuziek.)
Verdeel de klas in groepjes van 5 à 6 leerlingen.
Laat de groepjes eerst kort experimenteren met geluiden die met de toekomst te maken hebben. Welke geluiden kun je maken met bodypercussie (geluiden die je met je lijf kunt maken) en met de stem? Iedereen uit het groepje verzint zelf een geluid of een ritme dat je enige tijd vol kunt houden. (Op een coöperatieve manier, niemand is de baas.) Zet de timer op maximaal 2 minuten. Daarna is iedereen weer stil.
Geef de volgende opdracht:
De leerlingen in de groepjes zijn per toerbeurt dirigent.
Spreek met de klas een teken af waarna gewisseld moet worden.
Elke dirigent krijgt kort de tijd om geluiden aan en uit te zetten of dynamiek en stilte te oefenen.
Werk eventueel ook weer met de timer. (Maximaal 1 minuut per persoon.)
Variatie Je kunt ook soundscapes (gedeeltelijk) met instrumenten laten maken. Of een of twee leerlingen bespelen een instrument en de rest werkt met de stem. Al het slagwerk is bruikbaar (zie benodigdheden). Bij melodisch slagwerk: kies voor melodisch slagwerk met de tonen C – D – E – G – A, de andere tonen worden niet gebruikt. In dit geval moeten de leerlingen een kort ritme of korte melodie maken die ze kunnen herhalen.
En nu samen! (ca. 20 minuten)
Doorloop de volgende stappen:
Deze opdracht is een vervolg op de vorige opdracht. De leerlingen gaan nu hun soundscape toevoegen aan achtergrondmuziek. Zet het geluidsfragment, bijlage 8, op en laat ze eerst in stilte even luisteren. (Laat een kort fragment horen.) De leerlingen bedenken in stilte of ze hun eerste geluid behouden of dat ze hun geluid willen veranderen.
Doe weer een complete oefenronde van dirigenten, maar nu met deze muziek op de achtergrond.
Variant Deze opdracht kan, in plaats van met afzonderlijke groepjes, ook met de hele klas worden gedaan (neem het geluid eventueel op). Het wordt dus één muziekstuk met maar één klasse-dirigent die voor de klas staat.
Zorg dat de groepjes duidelijk in de ruimte van elkaar gescheiden zijn.
Wijs een dirigent aan die nu de hele klas dirigeert.
De klasse-dirigent stuurt nu in plaats van de afzonderlijke leerlingen, de afzonderlijke groepjes aan, kan deze groepjes aan- en uit zetten en kan met dynamiek en stilte werken. (Als een groepje door de dirigent aan wordt gezet dan spelen ze dus allemaal.)
Zet het geluidsfragment aan en laat de leerling dirigeren. Na een halve minuut dirigeren wijs je een andere leerling aan. Oefen zo een aantal keren het wisselen van dirigent en zolang de concentratie dit toelaat.
Je kunt het geheel aan een andere groep of aan de ouders laten horen. Ook is het mogelijk om de soundscape op te nemen en aan anderen te laten horen of terug te luisteren met de leerlingen.
Reflectie subdoelen
Welk geluid uit jouw soundscape past echt bij de toekomst?
Reflectie proces
Hoe voelde je je als dirigent voor de groep?
6. Opdracht: I'm gonna be
In de laatste opdracht wordt het muzikaal leiderschap uitgewerkt in een grote compositie waarin de elementen uit de vorige opdrachten worden samengevoegd. Via analyse van bekende voorbeelden (beroemde dirigenten) onderzoeken de leerlingen wat werkt en wat niet werkt. Gezamenlijk komen ze tot een totaalvorm van het lied afgewisseld met de soundscapes.
Subdoel kennis
De leerling legt uit hoe je muzikaal leiding kunt geven.
Subdoel vaardigheid
De leerling combineert, samen met anderen, een eigen couplet met een soundscape en bewegingen tot een eindpresentatie over een andere persoon of tijd.
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren en presenteren. Aan het eind van deze opdracht staan evaluatievragen die betrekking hebben op het hele project.
In dit laatste hoofdstuk worden de voorgaande opdrachten samengevoegd. De leerlingen zingen, dirigeren, musiceren, componeren en presenteren rondom het lied ´Had ik maar een tijdmasjien´ en het thema ´helden´.
De Dirigent
Doorloop onderstaande stappen:
Bekijk met de leerlingen de drie dirigentenfilmpjes. Het is drie keer dezelfde compositie (de Ouverture uit Le Nozze de Figaro van W.A. Mozart), met telkens een andere dirigent. Laat elke keer alleen het eerste stukje zien, een halve minuut is al genoeg. Geef de leerlingen de opdracht goed te kijken naar de dirigent.
Hoe is zijn lichaamstaal?
Wat doen zijn handen en gezicht?
Bespreek elke dirigent direct na het fragment. Laat leerlingen het eventueel nadoen. Stel de volgende vragen:
Welke dirigent vinden ze het duidelijkst of prettigst en waarom.
Op welke manier vragen ze de aandacht om te beginnen?
(Armen stil voor zich houden, rondkijken, concentreert zich door eerst stil te staan, je ziet dat ze even nadenken c.q. zich voorbereiden.)
Bekijk eventueel het fragment uit Maestro: Kleine Viezerik.
Hoe dirigeert hij? Verderop in het filmpje (3:19) krijgt hij tips.
Oefen nu het aangeven van zo’n begin. Hoe doe je dit zonder te praten en af te tellen? Laat enkele leerlingen dirigent zijn en een gezamenlijke klap van de klas aangeven. Gebruik hierbij alleen handen en gezichtsuitdrukking.
Variatie: Doe hetzelfde, maar nu met doorklappen. De dirigent kan nu ook aangeven hoe snel er geklapt moet gaan worden.
Tip! Om nog meer te weten te komen over het dirigeren en de dirigent, is het leuk om naar het korte filmpje Dirigent Klokhuis (3:24) te kijken.
bijlage 9: eindpresentatie-versie ´Had ik maar een tijdmasjien´
Tijdmasjien in een ander jasje!
Doorloop de volgende stappen:
Zing nog een keer het lied ´Had ik maar een tijdmasjien´. (De leerlingen kennen het nu zo goed dat het waarschijnlijk heel goed gaat als ze met de karaoke-versie, bijlage 3, meezingen.)
De leerlingen hebben het in de eerste deelopdracht gehad over “in de schoenen staan van….” en daarbij passende bewegingen bedacht. Ook hebben ze in diezelfde deelopdracht een eigen couplet gemaakt. In de tweede deelopdracht hebben ze een gezamenlijke soundscape gemaakt die paste bij de toekomst.
In deze opdracht is het de bedoeling dat de leerlingen een combinatie gaan maken van de drie onderdelen. Elk groepje (ca. 4 personen) kiest één van de zelfgemaakte coupletten uit. Ze gaan daar passende bewegingen bij bedenken en maken een soundscape die bij de inhoud/tijd van het couplet past. Alle groepjes worden uiteindelijk samengevoegd tot één geheel, één grote compositie. De werkwijze is als volgt:
Laat eerst bijlage 9 horen tot aan het tweede couplet. Dit is een andere versie van het lied ´Tijdmasjien´! Het begint met het refrein, vervolgens komt het couplet van het desbetreffende groepje waarbij ze de bijbehorende bewegingen laten zien en aansluitend is er ruimte om de soundscape te laten horen die bij het couplet past. Vervolgens is er weer een couplet en een soundscape, enz. en eindigt het met een refrein. In deze opname kunnen 8 groepjes hun eigen couplet + soundscape laten horen. Voor elk nieuw couplet hoor je één geluid (1 tel) voordat de zang begint. Voor het allerlaatste refrein zit ook een kleine aanloop, net als in het origineel.
De leerlingen hebben in de eerste deelopdracht in tweetallen een eigen couplet gemaakt. Voeg 2 tweetallen samen tot een nieuw groepje.
Kies één van de 2 teksten uit. (Zet eventueel de timer.) Komen ze er niet uit, dan kunt je zelf de knoop doorhakken. Het kan zijn dat leerlingen met de oplossing komen om bijvoorbeeld regels van beide coupletten te combineren, omdat het beter uit te beelden is of om te zetten in klanken, dat is uiteraard prima!
Geef ze vervolgens een paar minuten de tijd (kan ook weer met de timer), om te bedenken hoe ze bij het couplet kunnen lopen en bewegen.
Doe hetzelfde, maar nu om te bedenken welke geluiden er gemaakt kunnen worden bij de soundscape die passen bij de inhoud van het couplet. De leerlingen kunnen hierbij weer hun stem en bodypercussie gebruiken, maar ook allerlei soorten slaginstrumenten of melodisch slagwerk met de tonen C – D – E – G – A, de andere tonen worden niet gebruikt. In dit geval kunnen de leerlingen een kort ritme of korte melodie maken die ze kunnen herhalen.
Geef ze nu maximaal 1 minuut de tijd om de taken te verdelen bij de soundscape:
Wie is de dirigent?
Wie maakt de klanken? En welke?
Geef ze nu 2 minuten de tijd om het daadwerkelijk uit te proberen en te oefenen.
Geef aan dat alle groepjes nu met de opname gaan oefenen. Dit doen ze dus zachtjes en tegelijkertijd.
Laat het nu aan elkaar zien en horen. Spreek een volgorde af. De klas zingt steeds het refrein mee, vervolgens ´bevriezen´ alle groepjes die niet aan de beurt zijn en laat 1 groepje het couplet horen met bijbehorende bewegingen en voert aansluitend de soundscape uit. Sluit altijd af met een gezamenlijk refrein.
Tip! In de opname is het mogelijk om 8 groepjes te laten presenteren. Mochten er minder groepjes zijn dan zet je de opname uit na het laatste refrein.
Het is leuk om de presentatie aan een andere groep of aan de ouders te laten zien.
Oefen de presentatie een aantal malen.
Maak eventueel afspraken over kostuums als dit gewenst is om het optreden compleet te maken.
Bespreek met de leerlingen hun positie in de zaal c.q. het lokaal, (eventueel) het op- en afkomen en oefen dit nadrukkelijk.
Je kunt het ´bevriezen´ (standbeeld) gebruiken om een startmoment te markeren: als de leerlingen allemaal op hun positie staan, eerst ´bevriezen´ voordat je de muziek aanzet.
Aan het einde van het lied sluit je ook af met een bevroren pose.
Reflectie subdoelen
In welk stukje uit jullie compositie passen tekst, klank en beweging heel mooi bij elkaar?
Bespreek met je leerlingen het doorlopen proces aan de hand van onderstaande vragen:
Wat heb je gedaan of geleerd dat je je (denk je) volgend jaar nog zal herinneren?
Wat vond je het leukste wat je gedaan hebt? Of het spannendst, het moeilijkst?
Wat heb je in dit project gedaan wat je wel vaker zou willen doen? Of waar je meer over zou willen leren?
Eindreflectie: zelfregulatie terugkijkend
Op welke manier kon je je het gemakkelijkst in een ander verplaatsen?
Eindreflectie: zelfregulatie vooruitkijkend
Welke andere persoon zou je willen toevoegen aan jullie compositie om het spannender te maken?
Verder lezen?
Meld je dan nu aan of log in!
Registreer nu en ontvang gratis toegang tot al onze projecten in de Haagse Ladekast.