Stadsparken en -tuinen zijn de groene longen van de stad. Welke rol speelt de natuur in de stad voor de leerlingen? Zij fantaseren tijdens dit project over een groene, duurzame toekomst. De leerlingen brengen de natuur in de buurt van hun school in kaart. Hierbij laten ze zich inspireren door fantasiedieren en -planten uit de kunst. Ze maken een fantasiedier dat kan overleven in de stad. De leerlingen leren hoe ze hun verbeelding vorm kunnen geven door middel van verschillende kunsttechnieken waarbij materiaal- en kleurgebruik, textuur, vorm en uitstraling besproken worden. Ook ontwerpen ze een fantasiebloem of -plant met een bijzondere functie. Tot slot voegen ze hun eigengemaakte flora en fauna samen in een zelfontworpen park in de klas. Ouders en andere genodigden krijgen een rondleiding door deze zelfbedachte habitat.
Welkom! Je gaat in de klas werken met het lesmateriaal van Cultuuronderwijs op zijn Haags. Voor je aan de slag gaat leggen we je uit hoe je dit project tot een succes kunt maken.
Samen ontdekken Onze cultuurlessen zijn gebaseerd op de didactiek van procesmatig werken, de leerlingen doorlopen hierbij een creatief proces. Zij worden zich bewuster van zichzelf, hun omgeving en ontdekken op een speelse manier hun creatieve vermogen. Met als kern dat je als leerkracht samen met de leerlingen beleeft, beschouwt, verbeeldt, bedenkt en maakt.
Houdingsdoelen Bij de introductie, oriëntatie en opdrachten worden kennisdoelen en vaardigheidsdoelen benoemd. Onderstaande houdingsdoelen gelden in het algemeen:
De leerling toont zich nieuwsgierig en proactief.
De leerling kan positief-kritisch reflecteren op eigen werk en op dat van anderen.
Overleg en deel je plannen met de icc’er of je cultuurcoach.
Wij adviseren je het hele project van tevoren door te lezen om je goed voor te bereiden en de mogelijkheden te ontdekken die het project biedt.
Je kunt het lesmateriaal ook downloaden en printen. Gebruik het smartboard voor het beeldmateriaal.
Als richtlijn adviseren wij voor het doorlopen van het creatief proces in het hele project, zes tot acht lesmomenten in te plannen. Alle projecten hebben een introductie, oriëntatie en drie opdrachten. Je kunt ervoor kiezen het lesmateriaal aan te passen naar eigen wensen.
Iedere opdracht heeft dezelfde opbouw: onderzoeken, uitvoeren en presenteren. De reflectievragen kunnen tijdens en na iedere fase van het creatief proces met de individuele leerling of de hele groep besproken worden.
Nodig eens een Kunstenaar in de klas uit. Die kan levendig en beeldend over het beroep vertellen dat past bij dit project. Het gerelateerde aanbod bij dit project vind je op onze site.
Een bezoek aan een voorstelling, tentoonstelling of vaste collectie in een Haagse culturele instelling is ook van grote meerwaarde. Zie VONK voor het actuele aanbod.
Bedenk ook van tevoren bij welke onderdelen je ouders kunt of wilt inschakelen. Het project gaat meer leven als er ook buiten de klas aandacht voor is.
Maak foto’s of filmpjes van de diverse presentatiemomenten en deel deze via de schoolwebsite, klassenapp of andere kanalen.
Project specifieke informatie
Over dit project Bij `Nieuwe natuur´ draait alles om een toekomstige, groene plek in de vorm van een stadspark. De leerlingen laten zich hierbij inspireren door kunstwerken van fantasiedieren en -planten én door stadsparken. Ze brengen eerst het groen in de buurt van hun school in kaart. Vervolgens maken ze een fantasiedier dat kan overleven in de stad. Daarnaast ontwerpen ze een fantasiebloem of -plant met een bijzondere functie. Tot slot komen alle ontwerpen samen in een stadstuin of -park.
Doelen Er worden twee hoofddoelen geformuleerd die specifiek zijn voor het hele project. De doelen zijn op het gebied van kennis en vaardigheden. Aan het eind van het project worden deze doelen met behulp van de succescriteria geëvalueerd op het gebied van zelfregulering: de leerling kijkt terug en blikt vooruit.
Reflecteren De reflectievragen bij de verschillende fases van het creatief proces kunnen tijdens en na iedere fase met de individuele leerling of de hele groep besproken worden. Zie ook de hand-out: Rollen van de leerkracht.
Gebruik onderstaande mogelijkheden of maak een keuze om het project te introduceren:
Kom de klas binnen met onder de arm een opgerold kunstgrasmatje en in de hand wat (kunst)bloemen. Rol het matje uit in de klas en leg de bloemen neer, maar zeg nog niets. Laat de kinderen aan de grasmat en bloemen voelen en ruiken.
Wat zien/voelen/ruiken ze?
Lijkt dit gras op echt gras? Waarom wel/niet?
Wat is echt en wat nep? Hoe zien ze dat?
Bezoek met de leerlingen het dichtstbijzijnde stadspark of plantsoen. Bekijk de diversiteit aan bloemen, planten en bomen. Ga samen het gesprek aan:
Welke planten, bloemen, bomen en dieren zie je?
Vind je natuur belangrijk? Waarom wel/niet?
Tip: Bekijk eerst met de leerlingen op het digibord de plattegrond van de wijk (Google Maps). Bespreek de volgende vragen:
Naar welk stadspark/-plantsoen gaan we?
Waar is onze school?
Lees het boek In de tuin van Monet van Kaatje Vermeire voor. Bespreek het aan de hand van de volgende vragen:
Hoe vangt Monet kleuren?
Wat schildert hij het liefst?
Wat zou jij het liefste schilderen?
Dit is blauweregen, een grote plant met heel veel bloemen.
Lijkt de Blauweregen van Monet (1917-1920) op het plaatje dat je zag?
Wat is hetzelfde en wat is anders?
Zou jij blauweregen ook zo schilderen?
Tip: Koppel deze introductie aan het filosofisch gesprek.
3. Oriëntatie
Benodigdheden
(kopieer)- papier A4-formaat (80 gr.)
onderlegger voor tekenpapier, bijvoorbeeld een stevig stuk karton
grijze tekenpotloden B en 2B
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste oriëntatie-onderdelen: het filosofisch gesprek en het uitvoeren van de eerste opdracht.
Het filosofisch gesprek Voer naar aanleiding van de introductie een filosofisch gesprek over natuur in relatie tot het thema ‘utopie’. Dit kan bijvoorbeeld aan de hand van de volgende vragen:
Mag je de natuur veranderen?
Kan de natuur boos worden? Waarom?
Kan de natuur ook niet echt zijn?
Kan een stad zonder natuur?
Groen in kaart Doorloop de volgende stappen:
1 Wandel samen over het schoolplein en in de straten rondom de school. Stel de volgende vragen:
Welke planten/bloemen/bomen/dieren zien jullie?
Waar kun je spelen?
Is er een park/bos of iets dergelijks in de buurt?
2 De leerlingen brengen hun bevindingen ter plekke, buiten, in kaart. Verdeel de leerlingen in groepjes van vier, waarbij elke groep een opdracht meekrijgt:
groep 1 tekent dieren;
groep 2 tekent bloemen;
groep 3 tekent waterpartijen, etc.
Op het tekenvel, voorzien van een onderlegger, schetsen de leerlingen allemaal één voorbeeld. Zorg ervoor dat iedereen binnen het groepje iets anders tekent.
3 Terug in de klas bespreken jullie de bevindingen. Stel de volgende vragen:
Wat heb je gezien en getekend?
Vind je het schoolplein groen? En de straten eromheen?
Wat kan groener?
Wat mis je nog?
Kunstwerken over de natuur Bekijk en bespreek een aantal werken van kunstenaars met de natuur als onderwerp:
Bespreek met de leerlingen de opdracht(en): welke onderwerpen gaan zij onderzoeken de komende les of tijd? Formuleer vanuit het filosofisch gesprek en/of de oriëntatie-opdracht, samen met de leerlingen, een succescriterium waaraan zij werken. Een voorbeeld van een succescriterium bij dit project kan zijn:
De leerling geeft vorm aan een fantasiedier en een fantasieplant, die een plek krijgen in een fantasiepark.
4. Opdracht: Van kop tot staart
Bij deze opdracht maken de leerlingen fantasiedieren voor in hun stadspark. Ter inspiratie bekijken ze enkele kunstwerken. Ze kiezen vervolgens uit twee beeldende onderzoeksopdrachten. Vanuit het onderzoek gaan de leerlingen een fantasiedier maken met inkt (2D) óf met klei en restmaterialen (3D).
Subdoel kennis
De leerling legt het verschil uit tussen werken in 2d en 3d.
Subdoel vaardigheid
De leerling ontwerpt een fantasiedier voor in het stadspark en werkt dit uit in inkt of in klei.
Om-en-om fantasiedier De leerlingen maken in groepjes van drie een fantasiedier. Doorloop de volgende stappen:
Vouw een vel papier in drieën. Eén leerling tekent met kleurpotlood aan de linkerzijde van het vel de kop en nek van een (fantasie)dier. Vervolgens vouwt hij het vel dubbel, zodat alleen het uiteinde van de nek zichtbaar is.
De volgende leerling tekent de romp en zo nodig poten, vinnen etc. De leerling vouwt het vel om.
De derde leerling maakt de tekening af door het achterste stuk/staart van het dier te tekenen.
Dan vouwen de leerlingen het papier weer open. Wat voor dier is het geworden?
Laat de leerlingen samen een naam voor het fantasiedier verzinnen.
Blauwbilgorgel Doorloop de volgende stappen:
Lees het gedicht De blauwbilgorgel (1943) van Cees Buddingh voor. Tip: het gedicht staat ook in de dichtbundel Zo mooi anders (2014).
Bespreek de vreemde woorden in het gedicht en stel de volgende vragen:
Wat eet de blauwbilgorgel?
Hoe ziet hij eruit?
Wat doet hij allemaal?
Hoe geniet hij van de zon?
Hoe beweegt hij en welk geluiden maakt hij?
Laat de leerlingen met een balpen of gelpen tekenen hoe zij denken dat de blauwbilgorgel eruit ziet. Denk aan: huid, kleur, tanden, vacht, staart, schutkleur e.d.
Met de onderzoeksopdrachten als inspiratiebron, ontwerpen de leerlingen een fantasiedier voor in hun stadspark. De leerlingen maken een fantasiedier van inkt (2D), of een fantasiedier van klei (3D).
Voer de volgende opdrachten uit of maak een keuze:
Fantasiedier van inkt Geef de leerlingen individueel de opdracht om een fantasiedier te maken dat kan overleven in de stad. Doorloop daarbij de volgende stappen:
De leerlingen plaatsen een druppel Oost-Indische inkt of ecoline op het papier en blazen deze met een rietje uit tot een vlek. Wat zien ze in de vlek?
Laat de vlek goed drogen.
De leerlingen werken de vlek uit tot een fantasiedier met behulp van zachte (kleur-)potloden, vetkrijt en dikke viltstiften.
Ze vullen hun tekening aan met gekleurd papier of oude tijdschriften, dat ze in stukjes scheuren en opplakken.
Als ze klaar zijn, knippen ze hun fantasiedier uit. Help de leerlingen hier eventueel bij.
Fantasiedier van klei Eerst boetseren de leerlingen met hun handen uit één stuk klei de lichaamsvormen van het fan-tasiedier. Veertjes, takjes, kralen, doppen e.d. kunnen worden gebruikt worden voor de oren, ogen etc.
Uitgangspunten voor beide opdrachten:
Er zijn dierlijke elementen in het fantasiedier te herkennen.
Het dier heeft één zichtbare functie die handig is voor een stadse omgeving. Bijvoorbeeld: het heeft een schutkleur, eet alles, kan snel in bomen klauteren, kan over de smalste ri-chels en randen rennen.
Bij 3D: Het dier moet los kunnen staan.
De leerling verzint de soortnaam van het dier.
Presenteer de diverse oefeningen van het onderzoek en de uitvoering (onderzoeksopdrachten over fantasiedieren, 2D- of 3D-fantasiedier) aan medeleerlingen en/of ouders.
Iedere leerling maakt een tekstbordje bij het gemaakte fantasiedier, zoals in een dierentuin.
Reflectie subdoelen
Hoe komt het dat jouw fantasiedier goed in de stad past?
Reflectie proces
Wat zou er aan jouw fantasiedier veranderen als je hem ook van inkt of van klei maakt?
5. Opdracht: Plantasie
De leerlingen maken een eigen fantasiebloem of -plant voor in hun stadspark. Ze onderzoeken en bestuderen een aantal echte planten en/of bloemen en tekenen deze na. Hun opgedane kennis werken ze uit in een 2D- of 3D-fantasiebloem of -plant met een speciale functie. Deze plant of bloem helpt namelijk de mensen en dieren met het leven in de stad.
Subdoel kennis
De leerling legt uit hoe echte planten en bloemen gebruikt worden als inspiratie door kunstenaars en voor een eigen fantasieversie.
Subdoel vaardigheid
De leerling ontwerpt een fantasieplant die de mensen en dieren in de stad helpt en werkt deze uit in een collage of in 3d.
Benodigdheden
verschillende bloemen of plantjes (bijvoorbeeld cactussen, vetplantjes, narcissen, orchideeën etc.)
stevig tekenpapier A4-formaat (200 gr)
zachte kleurpotloden
Keuzeopdrachten bij uitvoering:
Collage fantasiebloem of -plant: stevig tekenpapier A4-formaat (200 gr.), natuurlijke materialen: bladeren, zaden, steentjes en schelpjes etc., plakkaatverf, schorten, potten water, mengbakjes, zachte ronde penselen, vetkrijt, zachte kleurpotloden, lijm, scharen en beschermzeil voor tafels
Fantasiebloem of -plant 3D: zelfdrogende klei, satéprikkers, speelmais, plakkaatverf, platte, brede kwasten, schorten, potten water, mengbakjes, restmaterialen: lege wc-rollen, lege keukenrollen, restjes gekleurd papier en karton, oude kralen, stokjes, knopen etc., scharen en lijm
groot vel gekleurd (behang)papier
optioneel: plantenbakken
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren en presenteren.
Laat je door onderstaande kunstwerken inspireren voor het onderzoek. Gebruik hierbij ook de (leer)opbrengsten van de eerste opdracht.
Fantasieplanten- en bloemen Bekijk en bespreek een aantal kunstwerken met fantasieplanten en -bloemen:
Tekening van fantasieplant- of bloem Doorloop de volgende stappen:
Bekijk samen de meegebrachte bloemen en planten en laat ze rondgaan. Bespreek de grootte en kleur van de planten en bloemen en de verschillende onderdelen, benoem deze. Denk aan: de stengel, blad, stamper, meeldraden etc.
Iedere leerling kiest een plant of bloem uit die hem het meeste aanspreekt.
De leerling tekent met kleurpotloden de gekozen plant of bloem na op papier. Deze vult het hele vel.
Tip: Laat de kinderen een bloem of plant van thuis meenemen.
De leerlingen werken een fantasiebloem in 2D of in 3D uit. Deze plant of bloem heeft een extra functie, namelijk de mensen en dieren in de stad een handje helpen.
Voer de volgende opdrachten uit of maak keuze.
Collage fantasiebloem of -plant De leerlingen werken hun geschetste fantasiebloem of -plant verder uit als een collage op papier.
Doorloop de volgende stappen:
De leerlingen bedenken één speciale fantasiefunctie voor hun plant of bloem. Hoe zou de plant of bloem mensen en dieren in de stad een handje kunnen helpen? Denk aan: een bloem met een lichtgevende steel, een bloem waar je je in kunt verstoppen of waar je onder kunt schuilen zoals onder een paraplu, een plant die als een gieter water kan geven of die met zijn bladeren extra veel zuurstof afgeeft.
De leerlingen maken een keuze uit verschillende soorten natuurlijke materialen. Denk aan: bladeren, zaden, steentjes en schelpen.
De gekozen materialen leggen ze op de getekende plant/bloem en plakken ze vast op het papier. Het materiaal mag iets uitsteken.
Alle materialen worden opgeplakt en de details voor hun plant of bloem kunnen ze aanvullen met kleurpotlood, vetkrijt of plakkaatverf.
Als de lijm is opgedroogd, knippen de leerlingen hun bloem of plant uit. Help ze hier eventueel bij.
Uitgangspunten:
De speciale functie komt terug in de collage.
De leerlingen houden er bij het opplakken van de natuurlijke materialen, rekening mee dat de plant of bloem later wordt uitgeknipt.
De leerling verzint een naam voor de plant/bloem.
Fantasiebloem of –plant in 3D Doorloop de volgende stappen:
De leerlingen maken de stengel van de plant of bloem, van bijvoorbeeld lege wc-rollen, keukenrollen of klei.
De wc-/keukenrol of klei beschilderen ze met plakkaatverf.
Ze rijgen aan satéprikkers of takjes verschillende natuurlijke materialen of restmaterialen, zoals blaadjes, oude kralen, restjes gekleurd papier, speelmais etc. Deze satéprikkers steken ze in de klei.
Materialen kunnen ook rechtstreeks in de klei worden gestoken of gedrukt, bijvoorbeeld speelmais, stokjes, knopen en schelpen.
Presenteer de diverse opdrachten uit het onderzoek/uitvoering (bijvoorbeeld de tekening van de fantasiebloem of -plant en de collage) aan medeleerlingen en/of ouders:
Voor de 2D-werken: leg een groot vel gekleurd (behang) papier op de grond.
Voor de 3D-werken: gebruik de zandbak op het schoolplein of plantenbakken voor het presenteren van de werken.
De leerlingen kiezen een plek uit waar ze hun fantasiebloem- of plant willen neerleggen/-zetten. Ze leggen uit waarom hun werk past naast dat van een ander. Laat ze eventueel een foto van een detail maken of juist van de hele compositie.
Reflectie subdoelen
Waaraan kun je zien wat de speciale functie van jouw fantasieplant is?
Reflectie proces
Waarom koos je voor de 2d of 3d versie van jouw fantasieplant?
6. Opdracht: Wildgroei
Tijdens deze opdracht maken de leerlingen een utopisch park voor bij de school. Hun fantasiedieren en fantasiebloemen en -planten krijgen een plekje in dit park. Om inspiratie op te doen, bekijken de leerlingen een aantal voorbeelden van bestaande stadsparken. Vervolgens werken de leerlingen het park uit in 3D. Hoe zal hun toekomstige, groene plek eruitzien?
Subdoel kennis
De leerling legt uit hoe je een eigen idee kunt vertalen naar een concreet ontwerp.
Subdoel vaardigheid
De leerling ontwerpt, samen met zijn klasgenoten, een eigen fantasiepark waarin alle fantasiedieren en -planten een plek krijgen.
Benodigdheden
natuurlijke materialen: schelpen, klei, takjes, mos etc.
grote stukken karton of houten platen, A3-formaat (als ondergrond)
verfrollers
plakkaatverf
zachte ronde penselen
schorten
potten water
mengbakjes
dik gekleurd papier/karton
zachte potloden B of 2B
sterke hobbylijm
scharen
(groene) lakens of lappen stof
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren en presente-ren. Aan het eind van deze opdracht staan evaluatievragen die betrekking hebben op het hele project.
Voer onderstaande onderzoeksopdrachten uit.
Voorbeelden van stadsparken Bekijk en bespreek een aantal stadsparken en werken van kunstenaars die te maken hebben met parken:
Zou jij ook wel een ritje willen maken in of op deze olifant?
Past zo’n olifant bij een park?
Park in zicht Doorloop de volgende stappen:
1 Maak een woordspin op het digibord rondom het woord ‘park’. Stel de volgende vragen:
Wat is een park?
Waar vind je een park?
Wat kun je daar allemaal doen?
Welke dieren vind je in een park?
Welke planten en bloemen vind je er?
Waarom zou een stad een park nodig hebben?
Hoe zou een park er over 100 jaar uitzien, hetzelfde als nu of anders?
2 Laat de leerlingen, in groepjes van vier, uit de natuurlijke en restmaterialen onderdelen kiezen voor hun stadspark. Wat zien ze in de materialen? Bijvoorbeeld: een mandarijnennetje kan een klimnet zijn, ribbelkarton een vijver en een schelp verandert in een fontein.
3 Laat elk groepje, naar aanleiding van hun materiaalkeuze, brainstormen over hun toekomstige park.
Wat kun je in het park doen?
Wat zie je er allemaal?
Hoe groen is het?
Kun je er spelen?
Waar is een plekje voor hun fantasiedieren en fantasiebloemen en -planten?
De leerlingen werken in groepjes van vier het stadspark in 3D uit. Ze letten erop dat hun 2D- of 3D- fantasiedieren ergens kunnen eten, slapen, schuilen en spelen. Ook de 2D- of 3D-fantasieplanten en -bloemen zijn terug te vinden in het park.
Doorloop de volgende stappen:
De leerlingen verven met rollers de ondergrond van een groot stuk karton, of ze beplakken het met gekleurd papier/ karton.
De leerlingen bepalen met elkaar de plaats van de fantasiebloemen/-planten en -dieren. Met potlood tekenen ze een stip bij de gekozen plekken.
Twee aan twee verzinnen de leerlingen waar ze de gekozen materialen uit het onderzoek plaatsen. Waar nodig beschilderen de leerlingen hun gekozen materialen. Eventueel maken de leerlingen nog wat extra onderdelen voor het park van klei, bijvoorbeeld een bankje, een boom of een wipwap.
De gekozen materialen plakken de leerlingen met lijm vast op de ondergrond.
3D-fantasiedieren en fantasiebloemen en -planten: deze plaatsen de leerlingen op de getekende stippen.
2D-fantasiedieren of fantasiebloemen en-planten: deze plakken de leerlingen met lijm vast op de ondergrond.
Tips:
Plaats een stukje karton/ blokje/satéprikker achter het werk zodat dit rechtop kan staan.
Schakel bij deze opdracht de hulp van bijvoorbeeld ouders in.
Vertel de leerlingen dat ze een stadsgids zijn en een tour door hun stadspark mogen geven. Zorg van tevoren dat één of meerdere grote tafels bedekt zijn met (groene) lakens.
Doorloop de volgende stappen:
De leerlingen plaatsen in groepjes hun ‘stadsparken’ op de tafel(s).
Om beurten geven de leerlingen als gids een toelichting op hun stadspark. Ze besteden hierbij aandacht aan de fauna, de flora en hoe de dieren kunnen spelen, eten en slapen.
Nodig ook ouders uit om mee te lopen.
Suggesties:
Vraag iedere leerling een stadspark van een medeleerling uit te kiezen en er een kort verhaaltje bij te bedenken. Geef een beginzin, bijvoorbeeld: “Op een dag…”. Laat enkele leerlingen hun verhaal vertellen.
Gebruik, in plaats van de tafel, een stukje plantsoen op het schoolplein om de werken te presenteren.
Laat de leerlingen hun stadsparken met elkaar verbinden door bijvoorbeeld bruggetjes, tunnels, loopplanken en paden van restmateriaal.
Maak voor de aankleding van het lokaal samen met de klas een plantenwand.
Reflectie subdoelen
Hoe wist je waar welke fantasiedieren en fantasieplanten moesten komen?
Bespreek met de leerlingen het doorlopen proces aan de hand van onderstaande vragen.
Welk fantasiedier zou je thuis willen verzorgen? Waar zou hij dan slapen en spelen?
Was er een kunstwerk waar je aan moest denken toen je je fantasiedier of plant of bloem maakte?
Welke opdracht vond je het leukste en waarom?
Was er iets wat je heel moeilijk vond, of juist heel makkelijk, om te tekenen of maken?
Zou jullie park ooit ook in het echt kunnen bestaan? Waar in de stad moet het dan komen? Over hoeveel jaar zou dat zijn?
Eindreflectie: zelfregulatie terugkijkend
Hoe zou je je voelen als je in jouw fantasiepark zou spelen?
Eindreflectie: zelfregulatie vooruitkijkend
Van welk deel van jouw fantasiepark zou je willen dat het echt was?
Verder lezen?
Meld je dan nu aan of log in!
Registreer nu en ontvang gratis toegang tot al onze projecten in de Haagse Ladekast.