Duik, op een speelse manier, in de wereld van klassieke en moderne sprookjes. Rode draad zijn verhalen met dieren. Een wolf, een olifant, een eendje en een hond. Dieren die kunnen praten. Aan de hand van deze verhalen en bijpassende liedjes of gedichtjes, ontdekken de leerlingen dat in sprookjes vaak een lesje of een goede raad is verweven. Over voorzichtig zijn en niet alles geloven, over anders zijn en juist toch je mooie zelf zijn, en over hoe iets nieuws in je leven verwarrend kan zijn.
De leerlingen spelen onderdelen van de verhalen na. Ze verzinnen en tekenen wat voor soort prinsesje of prins ze zelf zijn en welk dier er in hun zelfbedachte verhaaltje zit. Welke lesjes ontdekken de leerlingen in de verhalen over Roodkapje, Prinses Arabella, Het lelijke eendje en Fabeltje?
Welkom! Je gaat in de klas werken met het lesmateriaal van Cultuuronderwijs op zijn Haags. Voor je aan de slag gaat leggen we je uit hoe je dit project tot een succes kunt maken.
Samen ontdekken Onze cultuurlessen zijn gebaseerd op de didactiek van procesmatig werken, de leerlingen doorlopen hierbij een creatief proces. Zij worden zich bewuster van zichzelf, hun omgeving en ontdekken op een speelse manier hun creatieve vermogen. Met als kern dat je als leerkracht samen met de leerlingen beleeft, beschouwt, verbeeldt, bedenkt en maakt.
Houdingsdoelen Bij de introductie, oriëntatie en opdrachten worden kennisdoelen en vaardigheidsdoelen benoemd. Onderstaande houdingsdoelen gelden in het algemeen:
De leerling toont zich nieuwsgierig en proactief.
De leerling kan positief-kritisch reflecteren op eigen werk en op dat van anderen.
Overleg en deel je plannen met de icc’er of je cultuurcoach.
Wij adviseren je het hele project van tevoren door te lezen om je goed voor te bereiden en de mogelijkheden te ontdekken die het project biedt.
Je kunt het lesmateriaal ook downloaden en printen. Gebruik het smartboard voor het beeldmateriaal.
Als richtlijn adviseren wij voor het doorlopen van het creatief proces in het hele project, zes tot acht lesmomenten in te plannen. Alle projecten hebben een introductie, oriëntatie en drie opdrachten. Je kunt ervoor kiezen het lesmateriaal aan te passen naar eigen wensen.
Iedere opdracht heeft dezelfde opbouw: onderzoeken, uitvoeren en presenteren. De reflectievragen kunnen tijdens en na iedere fase van het creatief proces met de individuele leerling of de hele groep besproken worden.
Nodig eens een Kunstenaar in de klas uit. Die kan levendig en beeldend over het beroep vertellen dat past bij dit project. Het gerelateerde aanbod bij dit project vind je op onze site.
Een bezoek aan een voorstelling, tentoonstelling of vaste collectie in een Haagse culturele instelling is ook van grote meerwaarde. Zie VONK voor het actuele aanbod.
Bedenk ook van tevoren bij welke onderdelen je ouders kunt of wilt inschakelen. Het project gaat meer leven als er ook buiten de klas aandacht voor is.
Maak foto’s of filmpjes van de diverse presentatiemomenten en deel deze via de schoolwebsite, klassenapp of andere kanalen.
Project specifieke informatie
Over dit project De leerlingen oriënteren zich op de verhaalstijl van sprookjes. De thema’s uit de sprookjes worden ondersteund met passende filmpjes en liedjes. De leerlingen gaan deze thema’s onderzoeken met behulp van bijvoorbeeld speloefeningen, beeldende opdrachten en het zelf verzinnen van heel korte verhaaltjes.
Doelen Er worden twee hoofddoelen geformuleerd die specifiek zijn voor het hele project. De doelen zijn op het gebied van kennis en vaardigheden. Aan het eind van het project worden deze doelen met behulp van de succescriteria geëvalueerd op het gebied van zelfregulering: de leerling kijkt terug en blikt vooruit.
Reflecteren De reflectievragen bij de verschillende fases van het creatief proces kunnen tijdens en na iedere fase met de individuele leerling of de hele groep besproken worden. Zie ook de hand-out: Rollen van de leerkracht.
Leerlingen die dat willen, mogen een stukje van het sprookje naspelen.
Verdeel de rollen: Roodkapje en de wolf. Geef Roodkapje een rood hoofddoekje en een mandje.
Begeleid het spel: vertel dat Roodkapje door het bos wandelt… Opeens springt de wolf tevoorschijn vanachter de struiken… Wat zegt de wolf? Wat zegt Roodkapje? Wat doet Roodkapje? Is Roodkapje bang of niet?
Laat eventueel andere leerlingen de bomen in het bos uitbeelden. Het ‘publiek’ kan het liedje weer zingen. Geef een nieuw tweetal de beurt. Zie het filmpje in de Toolbox Theater: Begeleid spel.
Tip: Er is een leuk spel over Roodkapje. Laat de leerlingen in groepjes het spel Roodkapje spelen.
Een lesje leren Bespreek dat het sprookje je een lesje probeert te leren:
Wie weet welk lesje er in Roodkapje zit? Waar wil het sprookje over Roodkapje jou voor waarschuwen?
Waarom wordt de wolf gekozen voor gevaar?
Waar waarschuwt jouw vader of moeder wel eens voor?
Kan het verhaal van Roodkapje echt gebeurd zijn?
Waarom was het verhaaltje dat Ieniemienie verzon ook een sprookje? Of vond je dat het juist géén sprookje was? Waarom niet?
In heel veel sprookjes zit een lesje verstopt. Sprookjes worden daarom al honderden jaren verteld, vraag maar eens aan je oma of opa welke sprookjes zij kennen.
Het filosofisch gesprek
Voer naar aanleiding van de introductie en de oriëntatie een filosofisch gesprek. Stel hierbij (een aantal van) onderstaande vragen:
Gebeuren sprookjesverhalen echt?
Zou jij in een sprookje willen zijn?
Zou je willen dat dieren kunnen praten?
Kun je een lesje leren van een verhaaltje?
Succescriterium
Bespreek met de leerlingen de opdracht(en): welke onderwerpen gaan zij onderzoeken de komende les of tijd? Formuleer vanuit het filosofisch gesprek en/of de oriëntatie-opdracht, samen met de leerlingen, een succescriterium waaraan zij werken. Een voorbeeld van een succescriterium bij dit project kan zijn:
De leerling verwerkt de wijze lessen uit verschillende sprookjes in een tekening, een collage en een eigen einde bij een bestaand sprookje.
4. Opdracht: Prinses Arabella wil!
In deze opdracht staat het boek Prinses Arabella is jarig van Mylo Freeman centraal. Een nieuw sprookje over een prinses. In het verhaal gebeurt aan het einde iets onverwachts.
Subdoel kennis
De leerling legt uit dat je met een tekening een verhaal kunt vertellen.
Subdoel vaardigheid
De leerling tekent zichzelf als prins(es) met een dier en vertelt daar een verhaaltje bij.
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren en presenteren.
Een snoezige prinses?
Bespreek met de leerlingen dat Ieniemienie geen ‘snoezige’ prinses wilde worden, maar een stoere prinses. Bekijk eventueel nogmaals de aflevering Sprookje van Sesamstraat.
Lees met elkaar het gedicht Prinsesje uit de bundel Superguppie is alles (blz. 165).
Prinsesje Ik ben vandaag prinsesje. Mamma heeft me zo verkleed. Ik wilde het niet, Ik wilde het wel, Ik wist niet wat ik deed. Nu sta ik voor de spiegel Te bedenken wie ik zie – Prinsesje Doe Normaal, Of Prinsesje Fantasie? Prinsesje Ongelooflijk? Prinsesje Speeltoneel? Prinsesje Moet Je Haar Zien Staan? Prinsesje Weet Ik Veel.
Laat de leerlingen zichzelf als prinses of prins tekenen.
Wat is er bijzonder aan jou?
Wat voor kleren draag je?
Welke kleuren kies je?
Teken iets bij je waaraan je kunt zien wat je leuk vindt om te doen.
Bespreek de tekeningen na.
Hoe horen prinsesjes of prinsjes eruit te zien volgens jullie? Zien ze er in het echt ook zo uit?
Waarom is echt anders dan in sprookjes?
Wat zijn er voor bijzondere dingen te zien in de gemaakte tekeningen?
Prinses Arabella is jarig Lees het sprookje Prinses Arabella is jarig voor. Je kunt ook het filmpje op YouTube laten zien waarin het sprookje wordt verteld. Onderzoek het verhaal aan de hand van een aantal van de onderstaande vragen:
Wat is het verschil tussen jouw prinses of prins en Prinses Arabella?
Prinses Arabella is jarig, wat wil ze hebben voor haar verjaardag?
Waarom kijkt Prinses Arabella op de laatste bladzijde een beetje boos?
Mijn prinses wil! Als je alles al hebt, en je wil alleen nog een dier, welk dier zou jij dan willen voor je verjaardag? Waarom wil je dat dier?
Laat de leerlingen hun gekozen dier bij hun prins of prinses tekenen.
Hoe ziet het dier eruit?
Wat kan hij goed?
Waar ruikt hij naar?
De olifant leert prinses Arabella een beetje een lesje. Welk lesje leert jouw dier jou? Dit mag ook een grappig lesje zijn.
In de kring. Laat de leerlingen die dat willen een kort verhaaltje verzinnen en vertellen over hun prins of prinses en het dier. Help de leerling door vragen te stellen, tijdens het verzinnen van het verhaal, en de zintuigen te prikkelen, Denk aan:
Waar speelt het verhaal zich af?
Hoe voelt het daar? Is het daar bijvoorbeeld warm of koud?
Wat hoor je daar?
Wat zie je?
Hoe ruikt het?
Hoe loopt het af?
Dit prikkelt de fantasie, er ontstaat een verhaal. Tip: Je kunt ook met de hele klas één verhaal verzinnen.
Verhalenboek Herhaal het verhaal of de verhalen met de leerlingen en noteer het in grote lijnen. Gebruik de tekeningen en de korte verhaaltjes voor het maken van een prinsen- en prinsessenverhalenboek voor de klas.
Reflectie subdoelen
Wat heb je getekend dat ook in jouw verhaal zit?
Reflectie proces
Hoe vond je het om een verhaal te verzinnen bij je tekening?
5. Opdracht: Zo mooi anders
In opdracht 2 staat het sprookje Het lelijke jonge eendje van Hans Christian Andersen centraal. Waar gaat dit sprookje nog meer over dan over eendjes? Welke boodschap of les wil de schrijver ons meegeven?
Subdoel kennis
De leerling legt uit dat het sprookje Het lelijke jonge eendje over anders zijn gaat.
Subdoel vaardigheid
De leerling maakt een collage van een onderdeel van het eigen gezicht waar hij trots op is.
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren en presenteren.
Lelijk eendje?
Vertel dat je een nieuw sprookje hebt gevonden. Lees het sprookje Het lelijke jonge eendje uit De bekendste sprookjes voor kleuters voor. Luisteropdracht: “Dit sprookje gaat over ‘anders zijn’ – wie kan mij straks vertellen waarom? Luister maar eens goed…”.
Bespreek het verhaal kort na.
Je bent zo
Lees en bespreek het gedicht Je bent zo van Hans Andreus:
Je bent zo mooi anders dan ik,
natuurlijk niet meer of minder maar zo mooi anders,
ik zou je nooit anders dan anders willen
Laat de leerlingen reageren op het gedicht. Lees de alinea’s tussentijds nog eens voor.
Waar gaat het gedicht over?
Wat is ‘anders’?
Wat wordt bedoeld met ‘niet meer of minder’?
Wat zouden jullie nooit anders dan anders willen? (Wat zouden jullie nooit willen veranderen?)
Wie zouden jullie nooit anders dan anders willen (zien)?
Je bent zo mooi anders dan ik Doe met de leerlingen die dat willen de volgende oefening:
Vorm tweetallen.
Vraag de tweetallen die dat willen, naar elkaar te kijken.
Begeleid ze door te vragen: “Benoem wat je mooi vindt aan het gezicht van de ander, bijvoorbeeld ‘je neus is zo mooi’, ik zou je nooit anders dan anders willen.”
Bespreek nog eens dat sprookjes je vaak iets willen vertellen. Het sprookje Het lelijke jonge eendje gaat over anders zijn.
Wat vinden de leerlingen daarvan?
En wat vinden ze van het lesje dat het sprookje ons wil vertellen: “Als je jezelf bent, kun je groeien en stralen, net als de zwaan. Dus wees trots op jezelf!”
Haal nog even het fragment terug waarin het lelijke eendje zichzelf ontdekt: …”Het eendje boog verlegen zijn kop. En toen zag hij plotseling zichzelf in het water. Hij zag geen lelijk, grijs eendje meer, maar een prachtige zwaan. Was hij dat nou zelf? Hij keek nog een keer en toen geloofde hij het pas echt. …”
Zie jezelf!
Leg enkele spiegels op de grond. Vertel dat dit het water is waarin je jezelf kunt spiegelen, net als het lelijke eendje deed in het water. Laat de leerlingen rond de spiegels lopen en in de spiegels kijken naar zichzelf. “Kijk waar je trots op bent, hoe je eruitziet. Is het je haar? Je ogen? Je mooie neus?”
Laat alle leerlingen een deel van hun gezicht kiezen (oren, neus, mond, ogen, wangen, haar). Laat ze dan uit kranten en tijdschriften zoveel mogelijk andere neuzen (bijvoorbeeld) knippen/scheuren en plakken op een vel gekleurd A4-papier.
Laat de kinderen een-op-een aan jou vertellen waarom ze dit deel van hun gezicht het mooiste vinden en schrijf dat erbij. “Ik ben zo mooi anders, omdat mijn wangen altijd rood zijn”.
Trots op!
Laat de leerlingen hun werk presenteren. Kunnen de andere leerlingen direct zien waar de maker trots op is? Laat de maker zijn werk toelichten. Hang de werken op.
Leg tenslotte nog weer even een koppeling met het sprookje door het laatste gedeelte nog een keer voor te lezen (vanaf: “Maar op een dag begon de zon gelukkig weer te schijnen…“, blz. 64).
Reflectie subdoelen
Waaraan kun je zien waar je het meest trots op bent?
Reflectie proces
Waarom ben je zo trots op dit stukje van jou?
6. Opdracht: Naar de wolven
In opdracht 3 maken de kinderen kennis met het boek Naar de wolven van Anna Woltz. In dit prentenboek komen, net als in sprookjes, dieren voor die praten en dingen doen die in het echt niet kunnen.
Subdoel kennis
De leerling legt uit dat het sprookje Naar de wolven gaat over nieuwe dingen die spannend zijn.
Subdoel vaardigheid
De leerling verzint een eigen afloop voor het verhaal Naar de wolven.
Benodigdheden
het boek Naar de wolven van Anna Woltz en Ingrid en Dieter Schubert
digibord om het liedje Fresia (Hans en Monique Hagen) af te spelen
stevig papier of karton
vetkrijt of wasco
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren en presenteren.
Fresia Vertel dat je een liedje gaat laten horen over een baby. Speel het liedje Fresia van Hans en Monique Hagen af op het digibord. Laat bij een tweede keer beluisteren de kinderen eventueel meezingen.
Fresia Baby, baby, tralala Baby, baby, boem Knijp je neus dicht, hopsasa Ik pluk voor jou een bloem Baby, baby, bah Dan ruik je niet naar babypoep, Maar naar, een fresia
Bespreek het liedje na.
Wie heeft er thuis een baby?
Ruikt de baby naar babypoep?
Hoe ruikt babypoep?
Wat is een fresia? Een bloem. Ruikt die bloem lekker, denk je?
Wat vind je van het liedje?
Vertel dat jullie zo een boek gaan lezen waar ook een baby in voorkomt.
Naar de wolven
Laat de voorkant van het boek Naar de wolven zien (spreek de titel nog niet uit). Vraag:
Wat zie je op de voorkant van dit boek?
Wat is dit voor een dier?
Loopt de hond?
Kan een hond vliegen?
Wat zit er op de rug van de hond?
Is het al laat, denk je? Waarom denk je dat?
Is het dag of nacht?
Lees de eerste twee (dubbele) pagina’s uit het boek voor. Laat ook telkens de plaat zien. Vragen bij plaat 1 (“Fabeltje was de liefste …”):
Wie is Fabeltje?
Wie zijn de baasjes van Fabeltje?
Wat vind je van Fabeltje? Hoe kijkt Fabeltje?
Waarom zit Fabeltje op een grote stapel kussens, denk je?
Wist je dat sprookjes ook wel fabeltjes worden genoemd?
Lees de volgende plaat voor (“Op een dag …”). Laat de plaat zien. Vragen bij plaat 2:
De bazen hadden op een dag iets nieuws. Wat was er nieuw?
Wat mag de baby wel, wat Fabeltje niet mag?
Wat vindt Fabeltje daarvan, denk je?
Bij wie is er ook wel eens een baby geboren thuis? Wat vond jij ervan?
‘Ik wil er eerst mee’
Lees het verhaal verder voor (vanaf “Iedereen kwam kijken naar het nieuwe speeltje. …” ) en laat de bijbehorende illustraties zien. Na de passage: “Ik heb iets voor jullie, riep Fabeltje, zo hard als hij kon. Een nieuw speeltje… Voor ons? Vroegen de wolven. Wat aardig.” laat je de leerlingen fantaseren hoe het verhaal verder gaat. Bespreek met elkaar dat jullie gaan bedenken wat de wolven nu gaan doen met baby Benjamin. En wat doet Fabeltje? Geef de leerlingen die dat willen de beurt. Ze verzinnen een afloop.
Lees het boek nu uit. Bespreek het na.
Loopt het verhaal af zoals de leerlingen hadden verwacht?
Wat is hetzelfde, wat anders?
Wat vind je van het verhaaltje?
Wat heeft Fabeltje ontdekt?
Er waren eens
Kijk nog eens terug op het hele project en het onderwerp Sprookjes & Fabeltjes. Leg alle boeken en het gemaakte werk klaar, denk aan: het prinsen- en prinsessenverhalenboek, de tekeningen en collages. Denk ook aan de liedjes die geleerd zijn en de gebruikte gedichten.
Nodig de ouders uit. Vertel wat over het project. Over het begin, het sprookje van Roodkapje, dat al heel erg oud is. Veel opa’s en oma’s lazen het voor aan hun kinderen en opa en oma hadden het weer gehoord van hun vader of moeder. Kennen de ouders het sprookje? Er zijn echter ook nieuwe sprookjes. Verhalen die lijken op de oude sprookjes. Ze gaan over kinderen of dieren en er gebeuren dingen die niet echt zijn, maar je kunt er vaak wel iets van leren. Laat de leerlingen die dat willen vertellen. Over de gelezen sprookjes, hun eigen werk, de verhalen die ze zelf bedacht hebben. Laat ze ook vertellen over de lesjes uit de verhalen, bijvoorbeeld aan de hand van onderstaande vragen:
Het sprookje Roodkapje leert ons dat je voorzichtig moet zijn als je alleen over straat loopt of door het bos.
Hoe zat het met Prinses Arabella?
En het eendje?
Zit er ook een lesje in het verhaal over Fabeltje? Fabeltje wist niet goed wat hij met de nieuwe baby moest. Waarom mag de nieuwe wel alles? Binnen poepen, hij mag op de bank, de tafel. Hij brengt hem naar de wolven. Waarom deed ie dat?