Na je dood ga je, volgens Jonathan, naar Nangijala. De rijke thema's in het boek De gebroeders Leeuwenhart van Astrid Lindgren maken een ideale bron om met leerlingen mee aan de slag te gaan. Geniet van het spannende avontuur. Een verhaal over angst en moed. Het hiernamaals blijkt niet zo vredig te zijn als gedacht. Lees hoe de broers de moeilijkheden die op hun pad komen, weten te overwinnen. Er wordt dieper op het onderwerp ‘hiernamaals’ ingegaan. De leerlingen verwerken hun ideeën in een triolet (achtregelig gedicht), bedenken hun eigen Bramendal en maken een landkaart. Tot slot schrijven ze een eigen verhaal over hun zelfverzonnen Bramendal.
Welkom! Je gaat in de klas werken met het lesmateriaal van Cultuuronderwijs op zijn Haags (COH). Voor je aan de slag gaat leggen we je uit hoe je dit project tot een succes kunt maken.
Samen ontdekken Onze cultuurlessen zijn gebaseerd op de didactiek van procesmatig werken, de leerlingen doorlopen hierbij een creatief proces. Zij worden zich bewuster van zichzelf, hun omgeving en ontdekken op een speelse manier hun creatieve vermogen. Met als kern dat je als leerkracht samen met de leerlingen beleeft, beschouwt, verbeeldt, bedenkt en maakt.
Houdingsdoelen Bij de introductie, oriëntatie en opdrachten worden kennisdoelen en vaardigheidsdoelen benoemd. Onderstaande houdingsdoelen gelden in het algemeen:
De leerling toont zich nieuwsgierig en proactief.
De leerling kan positief-kritisch reflecteren op eigen werk en op dat van anderen.
Overleg en deel je plannen met de ICC’er of je cultuurcoach.
Wij adviseren je het hele project van tevoren door te lezen om je goed voor te bereiden en de mogelijkheden te ontdekken die het project biedt.
Je kunt het lesmateriaal ook downloaden en printen. Gebruik het digibord voor het beeldmateriaal.
Als richtlijn adviseren wij voor het doorlopen van het creatief proces in het hele project, zes tot acht lesmomenten in te plannen. Alle projecten hebben een introductie, oriëntatie en drie opdrachten. Je kunt ervoor kiezen het lesmateriaal naar eigen wens aan te passen.
Iedere opdracht heeft dezelfde opbouw: onderzoeken, uitvoeren en presenteren. De reflectievragen kunnen tijdens en na iedere fase van het creatief proces met de individuele leerling of de hele groep besproken worden.
Nodig eens een kunstenaar in de klas uit. Die kan levendig en beeldend over zijn/haar/diens vak vertellen, aansluitend bij dit project. Het gerelateerde aanbod bij dit project vind je op onze site.
Een bezoek aan een voorstelling, tentoonstelling of vaste collectie in een Haagse culturele instelling is ook van grote meerwaarde. Zie VONK voor het actuele aanbod.
Bedenk ook van tevoren bij welke onderdelen je ouders/verzorgers kunt of wilt inschakelen. Het project gaat meer leven als er ook buiten de klas aandacht voor is.
Maak foto’s of filmpjes van de diverse presentatiemomenten en deel deze via de schoolwebsite, klassenapp of andere kanalen.
Projectspecifieke informatie
Over dit project In dit project benaderen we het thema Utopie vanuit de Zweedse klassieker De gebroeders Leeuwenhart van Astrid Lindgren. Lindgren wordt beschouwd als één van de belangrijkste Zweedse kinderboekenschrijvers, die de leefwereld en de fantasie van het kind centraal stelde. Bovendien vond ze dat kinderen behoren te weten van verdriet, kwaad en de dood. Die zijn aanwezig in de wereld en kinderen moeten daarmee leren omgaan. Astrid Lindgren benadert deze thema’s in haar boeken op een speelse manier.
De gebroeders Leeuwenhart vertelt het verhaal van Jonathan en zijn broertje Kruimel. Volgens Jonathan ga je na je dood naar Nangijala, Als hij daar met zijn broer belandt, blijkt dat hiernamaals helemaal niet zo vredig te zijn als gedacht. Je kunt er zelfs opnieuw sterven. Het boek De gebroeders Leeuwenhart is een ideale bron om met leerlingen in gesprek te gaan over het onderscheid tussen fantasie en realiteit.
Doelen Er worden twee hoofddoelen geformuleerd die specifiek zijn voor het hele project. Dit zijn doelen op het gebied van kennis en vaardigheden. Aan het eind van het project worden deze doelen geëvalueerd met behulp van de succescriteria op het gebied van zelfregulering: de leerling kijkt terug en blikt vooruit.
Reflecteren De reflectievragen bij de verschillende fases van het creatief proces kunnen tijdens en na iedere fase met de individuele leerling of de hele groep besproken worden. Zie ook de hand-out: Rollen van de leerkracht.
Taalonderwijs Wil je woorden uit dit project koppelen aan taalonderwijs? Raadpleeg dan debegrippenlijst.
Benodigdheden Bij elke opdracht staat een opsomming van benodigdheden weergegeven.
2. Introductie
Hoofddoel kennis
De leerling legt uit dat je met verhalen en poëzie fictieve werelden tot leven kunt wekken.
Hoofddoel vaardigheid
De leerling verbeeldt in tekst en beeld ideale en niet-ideale werelden, geïnspireerd door De gebroeders Leeuwenhart.
de trailer van de voorstelling De gebroeders Leeuwenhart van HNTjong
Aan de slag in de klas
Bijna een sprookje?
Laat de voorkant van het boek De gebroeders Leeuwenhart zien en lees de eerste alinea voor:
Wat ik nu ga vertellen gaat over mijn broer. Over mijn broer Jonathan Leeuwenhart. Het is bijna een sprookje, vind ik, het lijkt ook een heel klein beetje op een spookverhaal, en toch is het allemaal waar. Maar behalve Jonathan en ik is er vast niemand anders die dat weet.
Waarom is er vast niemand anders die dat weet?
Let op! Lees nu eerst hoofdstuk 1 uit het boek voor.
Bespreek het hoofdstuk aan de hand van onderstaande vragen:
Wat verwachten jullie van het boek?
Wat voor soort boek is het, schatten jullie in?
Waar zal het vooral over gaan?
Schrijf in steekwoorden op wat de leerlingen bedenken. Bewaar de antwoorden voor later.
Bekijk de volgende trailers om alvast wat meer een idee van het verhaal te krijgen. Het Nationale Theater maakte een voorstelling van het verhaal:
In de oriëntatiefase van de les vier je naar aanleiding van de introductie een filosofisch gesprek. Dit is belangrijk voor het creatieve proces. Je kunt het filosofisch gesprek natuurlijk ook tijdens de andere lesonderdelen inzetten. Stel hierbij (een aantal van) onderstaande vragen:
Verlang jij weleens naar en fantaseer jij weleens over een plek die niet bestaat?
Is er een plek waar geen verdriet bestaat? Hoe ziet die plek eruit?
Wat zou je alleen durven doen voor degene van wie je het meeste houdt en voor niemand anders?
Wat als? Lees het gedicht Hiernamaalsvoor of laat een leerling het voorlezen.
Bespreek het gedicht aan de hand van de volgende vragen.
Het gedicht heet Hiernamaals, wat zou het kunnen betekenen?
Wat wil de dichter tegenkomen in haar hiernamaals?
Hoe ziet het hiernamaals eruit volgens Jonathan?
Jouw ’hiernamaals’ Wat als jij zou kunnen bepalen hoe jouw ‘hiernamaals’ eruit ziet? Laat de leerlingen aan de hand van deze en onderstaande vragen hun ideale wereld in een paar zinnen omschrijven en/of tekenen.
Wat zou je daar sowieso willen tegenkomen?
Wat zou je kunnen?
Tip: Om kennis te maken met meerdere ideeën over het ‘hiernamaals’, kun je ook het prentenboek Hoe zou het hierna zijn lezen en bespreken met de klas.
Succescriterium
Bespreek met de leerlingen de opdracht(en): welke onderwerpen gaan zij onderzoeken de komende les of tijd? Formuleer vanuit het filosofisch gesprek en/of de oriëntatie-opdracht, samen met de leerlingen, een succescriterium waaraan zij werken. Een voorbeeld van een succescriterium bij dit project:
De leerling schrijft een triolet (achtregelig gedicht) over een eigen utopie en verbeeldt met een landkaart en een spannend verhaal een ‘tegenwereld’.
4. Opdracht 1: Verlangen naar Nangijala
In hoofdstuk 1 tot en met 3 leren we Jonathan en Kruimel beter kennen en maken we kennis met Nangijala. Hoe ziet ons eigen Nangijala eruit? We beschrijven het in een triolet.
Subdoel kennis
De leerling legt uit wat een triolet is.
Subdoel vaardigheid
De leerling beschrijft in een triolet zijn/haar/hun eigen droomwereld (‘Nangijala’).
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoeken, uitvoeren en presenteren.
Volg onderstaande stappen.
Kruimel Lees hoofdstuk 2 en 3 voor. Bespreek met de leerlingen na.
Wie zijn de hoofdpersonen?
Wat zijn ze van elkaar?
Wie vertelt het verhaal?
Wat weet je nu al over de hoofdpersonen en hun karakters?
Wat weet je over Nangijala?
Jonathan verzint, om zijn broer te troosten, een ideale wereld, Nangijala. De droomwereld van Kruimel bestaat. Daar kan hij alles wat hij in het gewone leven niet kon.
Jouw Nangijala Hoe ziet jullie Nangijala eruit? Aan de hand van de volgende vragen verzamelen de leerlingen associaties over hun eigen Nangijala.
Hoe ruikt het daar?
Wat zie je?
Wat kun je er doen?
Wat kun je er voelen?
Wie zijn daar?
Wie moet er absoluut mee naar jouw Nangijala?
Wie bewonder jij heel erg?
Laat de leerlingen in tweetallen bespreken hoe hun Nangijala eruitziet.
Doorloop onderstaande stappen.
Schrijf een triolet!
De leerlingen hebben bedacht hoe hun Nangijala eruit ziet. Dit verwerken ze in een triolet. Een triolet is een dichtvorm en bestaat uit 8 regels, waarbij regels 1, 4 en 7 gelijk zijn (drie = trio). Zie onderstaand voorbeeld.:
Op het strand in het donker Ik kijk naar de gebouwen aan de andere kant van de zee Ik zie strand, zee, gebouwen Op het strand in het donker Mosselen, strand, zout en zee Ja dat was relaxen, in de wind Op het strand in het donker Ja dat was relaxen, in de wind
Uit: Weten waar de woorden zijn (geschreven door een kind).
Laat het werkblad voor het schrijven van een triolet zien op het digibord. Laat de leerlingen eventueel een eigen naam voor hun Nangijala verzinnen.
Mijn Nangijala
Hang de trioletten op in de klas en laat de leerlingen die dat willen hun gedicht voordragen voor de klas.
Reflectie subdoelen
Waarom heb je deze zin gekozen als terugkerende zin in je triolet?
Reflectie proces
Hoe heb je gekozen wat je wel en niet over jouw droomwereld in de triolet verteld hebt?
5. Opdracht 2: Nangijala in beeld
Lees met de klas de rest van het boek, tot het laatste hoofdstuk. Tijdens het lezen houden de leerlingen de locaties die voorbijkomen bij op een grote kaart. Ze brengen de wereld van Nangijala, en het Bramendal in het bijzonder, visueel in beeld.
Subdoel kennis
De leerling legt uit waarom schrijvers in verhalen soms tegenover een ideale wereld ook een niet-ideale ‘tegenwereld’ zetten.
Subdoel vaardigheid
De leerling maakt een landkaart van zijn/haar/diens eigen tegenwereld (het ‘Bramendal’).
Benodigdheden
het boek De gebroeders Leeuwenhart van Astrid Lindgren
digibord
zo groot mogelijk vel papier
tekenmateriaal en -papier
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoeken, uitvoeren en presenteren.
Doorloop onderstaande stappen.
Hang een zo groot mogelijk vel papier aan de muur of op een raam in de klas. Teken er een grote vorm op als de contouren van Nangijala.
Lees de hoofdstukken 4 t/m 15 met de klas, verspreid over een paar momenten. Elke keer als er een deel is gelezen, laat je een paar leerlingen de nieuwe gebieden waarover gelezen is erbij tekenen op de landkaart. Er mag ook bij geschreven worden.
Uiteindelijk komen jullie tot deze plekken: Kersendal, Bramendal, Oerstroom, Oerbergen, Karmanjaka, Kasteel van Tengil, Karmaval, Katla’s grot. Meer is ook mogelijk, bijvoorbeeld specifieke plekken in het Bramen- of Kersendal.
Ga nu de locaties op de getekende kaart langs en bespreek wat de kenmerken zijn:
Hoe ziet het er daar uit?
Wat wordt er over geschreven?
Welke plek is in jouw ogen ideaal en welke minder of niet?
Jouw eigen Bramendal
Bespreek met elkaar dat jullie het gehad hebben over de ideale wereld. Maar er bestaat dus ook zoiets als de niet-ideale wereld. Waarom heeft Astrid Lindgren ervoor gekozen om een ‘tegenwereld’ te creëren? Het Kersendal versus het Bramendal?
De leerlingen gaan in tweetallen een landkaart maken van hun niet-ideale dal, hun ‘Bramendal’.
Welke plekken, personages en gebeurtenissen kun je tegenkomen in jullie Bramendal?
Hoe heten de plekken? Verzamel woorden.
Waar ben je bang voor?
Wat wil je overwinnen?
Wat vind je erg?
Wat is er onprettig?
Wat vind je spannend?
Mijn dal Hang de tekeningen naast elkaar en laat de leerlingen in tweetallen over hun niet-ideale wereld vertellen of laat de tweetallen in een begeleidend tekstje bij de kaart uitleggen wat er op hun ‘kaart’ te zien is.
Bespreek de ´landkaarten´:
Hadden de anderen hetzelfde beeld bij een bepaalde locatie? Wat is anders?
Op welke tekening zijn de kenmerken van de locatie het beste te zien? Waar zie je dat aan?
Welke locaties zou je niet verwachten in een ‘niet-ideale’ wereld?
Reflectie subdoelen
Welke kenmerken maken jouw tegenwereld verre van ideaal?
Reflectie proces
Welke overeenkomsten zijn er tussen jouw tegenwereld en de echte wereld?
6. Opdracht 3: En dan?
In deze opdracht worden de leerlingen zelf de schrijver. Ze duiken in hun fantasie om een spannend verhaal op papier te zetten en komen daar een uitdaging tegen. Wat zullen ze doen als ze bang zijn?
Subdoel kennis
De leerling legt uit dat een spannend verhaal kan ontstaan doordat de hoofdpersoon een probleem tegenkomt moet worden overwonnen.
Subdoel vaardigheid
De leerling schrijft een spannend verhaal over diens ‘Bramendal’, waarin de hoofdpersoon dapper moet zijn om een uitdaging te overwinnen.
Benodigdheden
het boek De gebroeders Leeuwenhart van Astrid Lindgren
schrijfpapier en pen of potlood
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoeken, uitvoeren en presenteren. Aan het eind van deze opdracht staan evaluatievragen die betrekking hebben op het hele project.
Als ik niet bang was
Vertel dat je begint met het voorlezen van het gedicht Als ik niet bang was, van Marc Insingel.
Als ik niet bang was zou ik het durven. Als ik het zou durven zou ik slagen. Als ik zou slagen zou ik het kunnen. Als ik het zou kunnen zou ik het willen. Als ik het zou willen zou ik het kunnen. Als ik het zou kunnen zou ik slagen. Als ik zou slagen zou ik het durven. Als ik het zou durven dan was ik niet bang.
Laat het gedicht even bezinken en lees nu het laatste hoofdstuk van De gebroeders Leeuwenhart Zodra het boek uit is, vraag je waarom het gedicht symbolisch is voor wat er in hoofdstuk 16 gebeurt.
Bespreek met de leerlingen de volgende vragen klassikaal of laat ze in groepjes of tweetallen de vragen bespreken:
Wanneer ben jij bang?
Lijk je meer op Kruimel of meer op Jonathan? Waarom?
Zou je weleens heel dapper willen zijn? Wat gebeurt er dan?
Is bang zijn erg?
Zijn dappere mensen nooit bang?
Kun je bang zijn en toch dappere dingen doen?
Wat is het dapperste wat jij ooit gedaan hebt? Waarom deed je dat toen? Wat moest je overwinnen bij jezelf om het te doen?
Wat zou je alleen durven doen voor degene van wie je het meeste houdt en voor niemand anders?
Schrijf zelf als je durft!
Laat de leerlingen een eigen verhaal schrijven over hun ‘Bramendal’ aan de hand van de volgende stappen. Pak de landkaarten uit de vorige opdracht erbij.
Geef de leerlingen een A4-papier en laat ze het in vier delen vouwen. (In de lengte dubbelvouwen en daarna nog een keer.) Als ze het openvouwen hebben ze vier delen. Elk deel is een alinea en per deel geef je de leerlingen een opdracht:
In het eerste deel beschrijf je de plek waar het verhaal begint. Denk aan de landkaart en de kenmerken van je ‘Bramendal’, denk aan de zintuigen: wat zie je, hoor je of ruik je? Aan het einde van dit stukje komt de hoofdpersoon in beeld (de ik-persoon). Wat voor persoon is het? Wat doet die persoon?
In alinea 2 gebeurt er iets. Er ontstaat een probleem. Denk aan de gesprekken over bang en dapper zijn. Welke uitdaging komt je hoofdpersoon tegen in jouw Bramendal?
Door de gebeurtenis in de tweede alinea ontstaat een vreemde, enge of onbegrijpelijke situatie. De hoofdpersoon zoekt een oplossing, alleen of samen met anderen. Beschrijf het zo spannend mogelijk. Hoe overwint de hoofdpersoon de uitdaging?
In het vierde (en laatste deel) wordt het probleem opgelost. Beschrijf hoe dat gebeurt. Probeer het verhaal ‘rond’ te maken. Door de gebeurtenis is de hoofdpersoon een beetje veranderd.
Breng je verhaal tot leven!
Laat de leerlingen, in groepjes van vier, één van hun verhalen uitkiezen om er een kort filmpje over te maken met behulp van de eerder gemaakte landkaart. Eén leerling vertelt het verhaal en de andere twee leerlingen bewegen met poppetjes (getekend en uitgeknipt, of Playmobil) over de landkaart en beelden het verhaal uit. De vierde leerling filmt.
Of:
Laat de leerlingen die dat willen hun verhaal voorlezen. Bundel de verhalen en laat de leerlingen een periode lang de verhalen uit de bundel lezen in de leestijd.
Reflectie subdoelen
Op welke manier heb je jouw hoofdpersoon het probleem laten overwinnen?
Het boek ging over de broertjes Leeuwenhart en het land Nangijala.
Pak de steekwoorden erbij die je hebt verzameld in de introductie.
Weten jullie nog wat jullie aan het begin van het project verwachtten?
Wat is er anders dan je had verwacht?
Hoe heb je het boek De gebroeders Leeuwenhart beleefd?
Als je één woord aan het boek zou moeten koppelen, welk woord is dat dan?
Wat heeft je het meest geboeid?
Heb je iets over jezelf ontdekt of geleerd door dit verhaal?
Wat was het belangrijkste onderwerp van dit boek, volgens jou?
Is Nangijala de echte wereld geworden en Nangilima een ideale wereld?
Eindreflectie: zelfregulatie terugkijkend
Wat heeft ervoor gezorgd dat jij je jouw Nagiala en Bramendal goed kon voorstellen?
Eindreflectie: zelfregulatie vooruitkijkend
Welke wereld uit dit project zou je wel in het echt willen zien?
Verder lezen?
Meld je dan nu aan of log in!
Registreer nu en ontvang gratis toegang tot al onze projecten in de Haagse Ladekast.