Al eeuwen worden er afbeeldingen van mensen gemaakt. Soms zijn dat deftige portretten van belangrijke koningen of gravinnen. Maar soms zien we mensen zoals jij en ik, waarvan we de namen niet meer weten, maar die vast een mooi verhaal met zich meedragen. Binnen dit project zoomen we via het bekende Haagse jongetje Jantje en prinsesje Juliana in op een aantal onbekende kinderen van vroeger: een 17de-eeuws meisje (heette ze misschien Liesje?), een 18de-eeuws schooljongetje (was hij misschien Hansje?) en het 19de-eeuwse meisje aan zee (is dat misschien Trui geweest?). Leerlingen verdiepen zich in hun leven, bedenken welke verhalen er bij deze kinderen zouden kunnen passen en werken dit uit in een tableau vivant, een stripverhaal of een gedichtje.
Welkom! Je gaat in de klas werken met het lesmateriaal van Cultuuronderwijs op zijn Haags. Voor je aan de slag gaat leggen we je uit hoe je dit project tot een succes kunt maken.
Samen ontdekken Onze cultuurlessen zijn gebaseerd op de didactiek van procesmatig werken, de leerlingen doorlopen hierbij een creatief proces. Zij worden zich bewuster van zichzelf, hun omgeving en ontdekken op een speelse manier hun creatieve vermogen. Met als kern dat je als leerkracht samen met de leerlingen beleeft, beschouwt, verbeeldt, bedenkt en maakt.
Houdingsdoelen Bij de introductie, oriëntatie en opdrachten worden kennisdoelen en vaardigheidsdoelen benoemd. Onderstaande houdingsdoelen gelden in het algemeen:
De leerling toont zich nieuwsgierig en proactief.
De leerling kan positief-kritisch reflecteren op eigen werk en op dat van anderen.
Overleg en deel je plannen met de icc’er of je cultuurcoach.
Wij adviseren je het hele project van tevoren door te lezen om je goed voor te bereiden en de mogelijkheden te ontdekken die het project biedt.
Je kunt het lesmateriaal ook downloaden en printen. Gebruik het smartboard voor het beeldmateriaal.
Als richtlijn adviseren wij voor het doorlopen van het creatief proces in het hele project, zes tot acht lesmomenten in te plannen. Alle projecten hebben een introductie, oriëntatie en drie opdrachten. Je kunt ervoor kiezen het lesmateriaal aan te passen naar eigen wensen.
Iedere opdracht heeft dezelfde opbouw: onderzoeken, uitvoeren en presenteren. De reflectievragen kunnen tijdens en na iedere fase van het creatief proces met de individuele leerling of de hele groep besproken worden.
Nodig eens een Kunstenaar in de klas uit. Die kan levendig en beeldend over het beroep vertellen dat past bij dit project. Het gerelateerde aanbod bij dit project vind je op onze site.
Een bezoek aan een voorstelling, tentoonstelling of vaste collectie in een Haagse culturele instelling is ook van grote meerwaarde. Zie VONK voor het actuele aanbod.
Bedenk ook van tevoren bij welke onderdelen je ouders kunt of wilt inschakelen. Het project gaat meer leven als er ook buiten de klas aandacht voor is.
Maak foto’s of filmpjes van de diverse presentatiemomenten en deel deze via de schoolwebsite, klassenapp of andere kanalen.
Project specifieke informatie
Over dit project Portretten, afbeeldingen die in het verleden van mensen zijn gemaakt, zijn een belangrijk deel van ons erfgoed. Ze vertellen door de kleding, de entourage, maar ook door de verhalen die door het beeld levend worden gehouden over vervlogen tijden. Ook al leefden de meeste kinderen die in dit project de revue passeren lang geleden, toch weten we nog best veel van hen en hun leven door de verhalen die bijvoorbeeld schilderijen of beelden lijken te vertellen. Met creatief denken en werken vullen de leerlingen deze beelden met hun eigen associaties en soms een beetje fantasie aan. Verschillen de verhalen van de leerlingen veel van de echte verhalen die achter de afbeeldingen schuilgaan?
Doelen Er worden twee hoofddoelen geformuleerd die specifiek zijn voor het hele project. De doelen zijn op het gebied van kennis en vaardigheden. Aan het eind van het project worden deze doelen met behulp van de succescriteria geëvalueerd op het gebied van zelfregulering: de leerling kijkt terug en blikt vooruit.
Reflecteren De reflectievragen bij de verschillende fases van het creatief proces kunnen tijdens en na iedere fase met de individuele leerling of de hele groep besproken worden. Zie ook de hand-out: Rollen van de leerkracht.
Algemene benodigdheden Bij elke opdracht staat een opsomming van benodigdheden weergegeven.
2. Introductie
Hoofddoel kennis
De leerling legt uit hoe het leven van Haagse leeftijdsgenoten er in de 17e, 18e en 19e eeuw uit zag.
Hoofddoel vaardigheid
De leerling vertelt met taal, beeld en theater over Haagse leeftijdsgenoten in de 17e, 18e en 19e eeuw.
Benodigdheden
digibord
Aan de slag in de klas
Het begin van een mooi verhaal…
Vertel de leerlingen: “Laatst liep ik door de stad en hoorde de klokken in de toren dit liedje spelen. Wie herkent het liedje?” Laat dan een fragment van het carillon van de Haagse Grote Kerk horen (scrol klein beetje naar beneden, 2de geluidsfragment). Herkennen de leerlingen de melodie? Het gaat om het liedje ‘In Den Haag daar woont een graaf’.
Laat eventueel de tekst op het digibord zien: In Den Haag daar woont een graaf, en zijn zoon heet Jantje. Als je vraagt waar woont je pa, dan wijst hij met zijn handje, met zijn vingertje en zijn duim, op zijn hoed draagt hij een pluim aan zijn arm een mandje Dag mijn lieve Jantje!
Waar gaat dit liedje over? Kennen de leerlingen alle woorden? Wat is een graaf bijvoorbeeld?
Jantje kunnen we nog steeds tegenkomen in Den Haag; er staat een beeldje van hem aan de Hofvijver. Bekijk en bespreek het beeldje. Wat herkennen de leerlingen uit het liedje? Denk aan: mandje, duim, pluim en wijzen. Een standbeeld zoals van Jantje is een soort portret van Jantje. Wie kan vertellen wat een portret is? Op welke manieren kun je nog meer een portret maken van mensen? Denk aan: schilderij, foto en een verhaal.
Wie was Jantje? Achtergrondinformatie: Jantje uit dit kinderliedje zou graaf Jan I kunnen zijn (1284-1299), de zoon van Floris V (1254-1296), de enige Jan uit het Hollandse Huis van de graven van Holland. Toen Floris V vermoord werd, was zijn zoon Jan nog maar twaalf jaar oud. Jan is altijd Jantje gebleven want hij stierf jong. Jantje was de laatste graaf uit het Hollandse Huis. Het beeldje van Jantje wijst naar de plek waar het voor Den Haag allemaal begon: het Binnenhof en de Ridderzaal. Vertel de leerlingen dat Jantjes opa, graaf Willem II, degene was die begonnen is met de bouw van een kasteel. Dat deed hij op de plek waar eerder al een jachtslot stond. Een heel goede plek: naast een duinmeertje met schoon water en vlakbij een groot bos, handig voor de jacht. Willem II heeft de Ridderzaal nooit helemaal af gezien, hij stierf nog voordat het klaar was. Zijn zoon Floris V nam de bouw over en zorgde dat het afkwam. Het werd het begin van de stad Den Haag. Floris liet bij de Ridderzaal het duinmeertje uitgraven (de huidige Hofvijver). De berg van het zand dat daaruit kwam, werd de Lange Vijverberg; de plek waar het beeld van Jantje nu staat. Op deze tekening kun je zien hoe het slot er rond de geboorte van Jantje moet hebben uitgezien. Jantje is misschien wel het meest beroemde Haagse kind ooit!
Tip: Meer over Floris V is te vinden in het Cultureel Erfgoed COH-project Verhalen ‘Sprookjes bestaan’ voor groep 1-2.
Voer naar aanleiding van de introductie een filosofisch gesprek. Stel hierbij (een aantal van) onderstaande vragen:
Als je het verhaal van Jantje niet kende, welk verhaal zou er dan ook goed bij passen?
Is een verhaal mooier of beter als je er een afbeelding bij ziet?
Hoort er bij een plaatje altijd een verhaal?
Voer onderstaande opdrachten uit of maak een keuze.
Prinsesje Jula
Jantje is niet het enige beroemde Haagse kind. Heb je ooit wel eens van prinsesje Jula gehoord?
Lees het verhaal over prinsesje Jula (bijlage 1) voor, en laat daarbij de afbeeldingen zien.
Bespreek het verhaal en de afbeeldingen met de leerlingen na.
Wat vinden jullie van het verhaal?
Is het een vrolijk of verdrietig verhaal?
Zou je een vriendje van Jula willen zijn? Waarom wel/niet?
Passen de foto’s goed bij het verhaal?
Als je naar de foto’s kijkt, hoe denk je dan dat Jula zich voelt?
Andere (Haagse) kinderen
Van sommige oude portretfoto’s, schilderijen of beelden weten we wie erop te zien is. Maar er zijn ook foto’s, schilderijen en beelden bewaard waarvan we niet precies weten wie erop is afgebeeld. Maar als we goed kijken, kunnen we misschien wel een beetje hun verhaal ontdekken, hoe hun leven was. En we kunnen er een beetje een verhaal bij verzinnen.
Mag ik je voorstellen:
Liesje (schilderij uit het Mauritshuis, 17de eeuw)
Trui en haar kleine broertje en zusjes (schilderij, eind 19de eeuw)
Bekijk en bespreek kort de afbeeldingen van de kinderen:
Hoe oud zijn de kinderen ongeveer?
Leefden ze lang geleden? Waar kun je dat aan zien?
Wat vind je van het schilderij?
Onthoud deze kinderen, want ze komen later alle drie terug!
Stel: over 200 jaar zien mensen een foto of schilderij van jou. Hoe zou jij er het liefst op staan, hoe zou je het liefst willen dat mensen je zien? Welk verhaal zouden ze erbij kunnen of moeten verzinnen?
Geef de leerlingen de opdracht in tweetallen hierover na te denken: welke kleding hebben ze aan, welke voorwerpen/attributen hebben ze bij zich, wat is er op de achtergrond te zien, welke houding nemen ze aan, etc.?
Ze gaan een portrettekening of foto van zichzelf maken waarin ze hun ideeën proberen mee te nemen en deze zoveel mogelijk uitvoeren, in tekening of foto.
Bespreek de resultaten kort na.
Succescriterium
Bespreek met de leerlingen de opdracht(en): welke onderwerpen gaan zij onderzoeken de komende les of tijd? Formuleer vanuit het filosofisch gesprek en/of de oriëntatie-opdracht, samen met de leerlingen, een succescriterium waaraan zij werken. Een voorbeeld van een succescriterium bij dit project kan zijn:
De leerling maakt een gedicht, een beeldverhaal en speelt een zelfbedachte scène geïnspireerd door schilderijen van kinderen uit de 17e, 18e en 19e eeuw.
4. Opdracht: Liesje bij de kinderstoel
In deze opdracht maken we kennis met Liesje, een 3-jarig meisje uit de 17de eeuw. Eigenlijk weten we de naam van het meisje niet maar het schilderij dat Govert Flinck van haar maakte, vertelt veel over het leven van dit meisje. Wat herkennen de leerlingen, wat begrijpen of kennen ze niet? Vervolgens bedenken ze nog meer over het leven van Liesje, dingen die je niet echt op het schilderij ziet, maar wel zouden kunnen. Daarover schrijven ze een rijmpje.
Subdoel kennis
De leerling legt uit dat je door het schilderij Liesje van Govert Flinck meer te weten kunt komen over de tijd waarin het gemaakt is.
Subdoel vaardigheid
De leerling schrijft een gedicht bij het schilderij Liesje van Govert Flinck.
Benodigdheden
digibord
pen en papier
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren en presenteren.
Bekijk samen nog eens het schilderij van Liesje. Bespreek wat er allemaal te zien is. Liesje staat bij een grote kinderstoel. Ze is ongeveer drie jaar oud. Ze is mooi aangekleed, heeft een mooi jurkje aan en een bloemenkrans op haar hoofd. Ook draagt ze gouden kettingen en armbanden. En een gouden rammelaar met bergkristal. De ouders van deze kleuter waren duidelijk rijk.
Liesje werd in 1640 (bijna 400 jaar geleden!) geschilderd door Govert Flinck. Meneer Flinck was beroemd om zijn portretten, hij kon heel goed gezichten van mensen schilderen. En omdat er nog geen foto’s bestonden, was dat de enige manier om een herinnering aan iemand te laten vastleggen. Door een kunstenaar.
Nog een paar leuke weetjes:
Wist je dat de kinderstoel tegelijkertijd ook een potje was? Kleine kinderen die in de kinderstoel zaten, konden gewoon daar hun behoeften doen. De pot in de stoel ving het op.
De rammelaar om haar nek is een leuk speelgoedje, maar ook een soort bijgeloof: mensen dachten dat het geluid boze geesten zou afschrikken. Bescherming voor het kindje dus.
We weten dat dit een meisje is, maar jongetjes hadden tot hun 7e jaar ook jurkjes aan. Zeker als kinderen nog niet zindelijk waren; het verschonen was makkelijker als ze een jurkje droegen. Pas na die tijd kregen de jongetjes jongenskleren.
Bespreek samen de volgende vragen (of een selectie daarvan):
Hoe voelt Liesje zich, denk je?
Hoe ziet haar dag er normaal gesproken uit, denk je? Wat heeft ze net gedaan, wat gaat ze straks eten?
Wat zie je voor verschillen in haar ‘wereld’ toen en die van jullie nu?
Welke voorwerpen of kleren kennen wij nu nog wel en welke niet meer?
Zou ze nog broertjes en zusjes hebben? Waarom wel of niet?
Kijk of je met de leerlingen bij dit schilderij een verhaaltje kunt verzinnen.
Geef de leerlingen (alleen of in een klein groepje) de opdracht een rijmpje te schrijven over dit meisje, net als het rijmpje van Jantje. Dit kan eventueel ook een elfje zijn.
Alternatief: Verzin een rijmpje in je hoofd, eventueel op de melodie van ‘Jantje’ (of een ander liedje naar keuze).
De resultaten kunnen als volgt worden gepresenteerd:
Laat de leerlingen om de beurt hun gedichtje voorlezen. Toon daarbij het portret van Liesje op het digibord.
Laat de leerlingen hun gedichtje mooi uitschrijven en versieren met kleuren, vormen en tekeningen, wat zij erbij vinden passen. Stel alle resultaten tentoon in de klas of op de gang.
Reflectie subdoelen
Wat vertelt jouw gedicht over Liesje?
Reflectie proces
Als je zo’n portret van jezelf zou laten maken, wat zou je er allemaal op zetten?
5. Opdracht: Hansje gaat naar school
In deze opdracht maken we kennis met Hansje, een jongetje dat in de 18de eeuw leeft en die we op school zien. Op een prent bekijken we een dag uit het schoolleven van Hansje, en ontdekken we dat school vroeger toch wel heel anders was dan nu; gelukkig of jammer? Vervolgens maken de leerlingen een eenvoudig stripverhaal over een dag uit het (school)leven van Hansje.
Subdoel kennis
De leerling benoemt hoe een klaslokaal er in de 18e eeuw uit zag, geïnspireerd op het schilderij Le Maître d’Ecole Severe van Mathias de Sallieth.
Subdoel vaardigheid
De leerling maakt een beeldverhaal over een dag uit het leven van een schooljongen uit de 18e eeuw.
Benodigdheden
digibord
papier
verf, potloden of stiften
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren en presenteren.
In de klas
Bekijk samen de prent van Mathias de Sallieth, Le Maître d’Ecole Severe (de strenge schoolmeester), waarop een 18de-eeuws klaslokaal te zien is. We zien Hansje, die bij de lessenaar van de meester staat. Benoem samen wat er allemaal te zien is. Stel een aantal vragen, bijvoorbeeld:
Welke schoolspullen zie je allemaal?
Welke spullen ken je niet?
Wat zijn de kinderen aan het doen?
Wat voor les krijgen ze, denk je?
Bekijk de Schooltv-video’s Pechvogel van de klas, welkom in de Gouden Eeuw (school in de 17de eeuw) en/of Strafwerk op school, een klas van toen (jaren ‘50 van de 20ste eeuw). Deze video’s laten niet de 18de eeuw zien, maar wel een klas van vroeger, toen het er nog heel anders aan toeging. Wat herken je van de prent? Zou je willen ruilen met toen?
Achtergrondinformatie Waar dit klaslokaal precies is, weten we niet. De Franse titel wil niet per se zeggen dat het om een Franse klas gaat. Mathias de Sallieth was een Tsjechische kunstenaar die de laatste 13 jaar van zijn leven in Den Haag en Rotterdam woonde en werkte. Frans was in de 18de eeuw in de mode, je was heel modieus als je Frans sprak, Franse kleding droeg en Frans at.
Naar school gaan was toen wel iets anders dan nu. Kinderen kwamen onregelmatig naar school toe, en er waren niet voor iedereen tafeltjes en stoeltjes zodat de kinderen door elkaar heen liepen en hingen, en niet rustig op hun plek konden zitten.
Op de prent zien we hier en daar boeken liggen, sommige kinderen zijn aan het schrijven (op leitjes? Of met een veer?), anderen klimmen over de tafels heen of liggen op de grond.
Aan de muur hangen schilderijen en een landkaart. Ook zien we zogenaamde schoolborden. Dat waren kistjes waarin de kinderen hun schoolspullen bewaarden en die ze blijkbaar lang niet altijd mee naar huis namen.
De meester kijkt streng over zijn lessenaar; het jongetje bij hem, Hansje, slaat zijn hand voor zijn mond. Heeft hij iets ondeugends gedaan, krijgt hij nu op zijn kop? De meester houdt de 'plak' in de aanslag: een soort houten pollepen, waarmee hij de kinderen als straf op de vingers kon tikken of een draai om de oren kon geven. Voor de meester staat een zandloper, waarschijnlijk de time-timer van die tijd; een digibord bestond nog niet. Onder de prent is ook een aantal schoolspullen getekend.
Bespreek dan samen de volgende vragen:
Is dit een fijne klas?
Is dit een fijne meester?
Wat is Hansje aan het doen?
Hoe zou hij zich voelen?
Heeft Hansje broertjes en zusjes?
Waar woont Hansje?
Hoe laat is hij vanochtend opgestaan?
Hoe is hij naar school gekomen?
Wat voor kleren hebben de kinderen aan?
Zijn de kinderen blij?
Wat zouden ze als pauzehapje hebben meegekregen van thuis?
Welk liedje zingen ze straks samen, als ze gaan eten?
Welke spelletjes spelen ze straks in de pauze?
Stel dat je in deze klas zou zitten, wat zou je dan horen? En ruiken?
De dag van Hans
Zoom samen nog even in op Hansje zelf: familie, huis, ochtendritueel… Hoe denken de leerlingen dat een dag van Hansje eruitziet?
Vraag de leerlingen ieder drie tekeningen te maken:
Hoe ziet de ochtend van Hansje eruit, voordat hij naar school gaat?
Een moment op school.
Hans is weer thuis, het wordt al avond.
Vraag de leerlingen deze tekeningen zo te maken, dat ze als een strip kunnen worden bekeken: de ene tekening volgt op de ander.
Reflectie subdoelen
Wat zit er in je beeldverhaal dat ook in jouw dag zou kunnen gebeuren?
Reflectie proces
Hoe zou jij je voelen als je les zou krijgen in het klaslokaal van Hans?
6. Opdracht: Trui aan zee
In deze deelopdracht maken we kennis met visserskind Trui en haar broertje en zusjes. Ze leven vlakbij de zee in Scheveningen, hun vader is visser. De leerlingen verdiepen zich, aan de hand van het schilderij waarop Trui te zien is, in het leven van een visserskind rond 1900. Vervolgens bedenken ze in groepjes een scène die voorafgaat aan of aansluit op het schilderij: wat gebeurt ervoor of erna?
Subdoel kennis
De leerling legt uit hoe het leven in Scheveningen eruit zag rond 1900.
Subdoel vaardigheid
De leerling speelt een zelfverzonnen scène, geïnspireerd door het schilderij Vlot spelen met een kapotte vismand van Bernardus Johannes Blommers.
Benodigdheden
digibord
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren en presenteren. Aan het eind van deze opdracht staan evaluatievragen die betrekking hebben op het hele project.
Spelen op het Scheveningse strand
Bekijk samen het schilderij waar Trui met haar kleine broertje en zusjes op staat. Bespreek wat er allemaal te zien is. Trui is een oud-hollandse meisjesnaam, afkorting van Geertruida.
Achtergrondinformatie Op het schilderij zijn vier kinderen te zien, die in de branding van de zee spelen. Ze staan op en bij een kapotte vismand. Twee kinderen hebben blote voeten, de twee anderen dragen houten klompjes. De meisjes hebben een jurkje met een schortje aan, en een wit mutsje op. Het jongetje heeft een schep in zijn handen, een korte broek aan en een petje op zijn hoofd. In de verte zie je een paar vissersschepen.
Heel veel mensen die in Scheveningen woonden, leefden vroeger van de visserij. Deze kinderen leefden rond het jaar 1900, ruim 100 jaar geleden dus. Veel Scheveningse mannen gingen varen op zee om vis te vangen. De vrouwen bleven thuis en zorgden voor het huis en de kinderen. Ze waren vaak arm en leefden soms met wel 12 mensen in een klein huisje. Nu heeft Scheveningen een haven, maar die kwam er pas in 1904. Daarvoor vertrokken de scheepjes (meestal met maar drie vissers aan boord) van het strand. Best een klus om ze aan wal te krijgen en later weer de zee op. De schepen hadden daarom ook een ronde voorkant en er waren maneges met paarden om op het strand schepen te helpen trekken.
Maar het strand werd in die tijd niet alleen maar door de vissers gebruikt. Ga je wel eens lekker een dagje naar het strand om te spelen, zonnen en zwemmen? In die tijd kwamen uit Den Haag deftige dames en heren een dagje doorbrengen aan het strand, voor de lol, zoals wij dat nu ook wel eens doen. De kunstenaar die het schilderij van Trui maakte, vond het heel leuk om kinderen die op het strand aan het spelen waren te schilderen. Hij verhuisde er zelfs voor naar Scheveningen, zodat hij dichtbij het strand woonde. Hij was heel beroemd in zijn eigen tijd, maar nu kennen niet zoveel mensen hem meer. Kun je zijn handtekening op het schilderij ontdekken?
Eventueel extra: Laat dit filmpje zien dat foto’s toont van Scheveningen rond 1900: vissers op het strand, kleine (vervallen) huisjes, spelende (maar ook werkende) kinderen. Of Panorama Mesdag, het 360graden-schilderij van Scheveningen rond 1881, met het strand vol bomschuiten en de kleine huisjes in het dorp.
Bespreek dan samen de volgende vragen:
Hoe voelen de kinderen zich, denk je?
Wat zeggen ze tegen elkaar?
Wat zijn ze aan het spelen?
Wat gaan ze straks eten?
Gaan ze wel eens naar school?
Waar zijn hun vader en moeder?
Wat zou je aan de kinderen willen vragen, of vertellen?
Wat kunnen de kinderen nog niet weten, als je denkt aan de tijd waarin ze leven?
Moedig de leerlingen aan hun fantasie te gebruiken en ‘breed’ te denken.
Stel dat dit schilderij, deze afbeelding, een ‘still’ uit een film is; de film is even stopgezet. Wat is er hiervoor gebeurd? Wat gebeurt er hierna?
Verdeel de klas in groepjes van 6 en laat hen óf een scène voorafgaand aan deze filmstill, of ná deze filmstill bedenken en voorbereiden.
Richtlijnen voor elk groepje:
De bedachte scène duurt ongeveer 2 minuten.
De leerlingen verdelen de rollen: ze spelen de kinderen op dit schilderij, maar mogen er ook karaktereigenschappen bij verzinnen.
Als ze een scène bedenken die vooraf gaat aan het schilderij, dan eindigt de scène zoals de kinderen op het schilderij te zien zijn in een tableau. Zie ook het filmpje over Tableau Vivant in de toolbox Theater.
Als ze een scène bedenken die volgt op het schilderij, dan start de scène juist zoals de kinderen op het schilderij te zien zijn.
Er mogen verkleedkleren en attributen gebruikt worden.
Laat de groepjes om de beurt hun scène opvoeren. Bespreek of er misschien scènes zijn bedacht die goed bij elkaar passen.
Reflectie subdoelen
Waaraan kun je zien dat jullie scene zich afspeelt rond 1900?
Bespreek met de leerlingen het doorlopen proces aan de hand van onderstaande vragen:
Welk verhaal vond je het mooist?
Waren de verhalen over de kinderen die beroemd zijn, mooier dan die over de kinderen die niet beroemd zijn?
Wat vond je het leukste om te doen: een rijmpje maken, een scène bedenken en uitspelen, of een schilderij maken? Waarom?
Eindreflectie: zelfregulatie terugkijkend
Welke van de drie dingen die je hebt gemaakt zorgde ervoor dat je je het beste kon inleven in je leeftijdsgenoten uit die tijd?
Eindreflectie: zelfregulatie vooruitkijkend
Hoe zou je aan de mensen over 400 jaar laten zien hoe jij nu leeft?
Verder lezen?
Meld je dan nu aan of log in!
Registreer nu en ontvang gratis toegang tot al onze projecten in de Haagse Ladekast.