Door kritisch te kijken naar de eigen stad, wijk en buurt worden leerlingen zich bewust van de dingen die ze zien en die er gebeuren in de stad. Ze onderzoeken wegwerpmaterialen n.a.v. foto’s die in Den Haag genomen zijn en kijken naar musici die muziek maken door gebruik te maken van allerlei materialen en afval. Ze ontdekken welke geluiden je daarmee kunt maken en verwerken dit in een zelfgemaakt muziekstuk, een lied en een rap en voegen daar bewegingen aan toe. Uiteindelijk komen ze tot een eindpresentatie waarin al deze onderdelen samen komen.
Welkom! Je gaat in de klas werken met het lesmateriaal van Cultuuronderwijs op zijn Haags. Voor je aan de slag gaat leggen we je uit hoe je dit project tot een succes kunt maken.
Samen ontdekken Onze cultuurlessen zijn gebaseerd op de didactiek van procesmatig werken, de leerlingen doorlopen hierbij een creatief proces. Zij worden zich bewuster van zichzelf, hun omgeving en ontdekken op een speelse manier hun creatieve vermogen. Met als kern dat je als leerkracht samen met de leerlingen beleeft, beschouwt, verbeeldt, bedenkt en maakt.
Houdingsdoelen Bij de introductie, oriëntatie en opdrachten worden kennisdoelen en vaardigheidsdoelen benoemd. Onderstaande houdingsdoelen gelden in het algemeen:
De leerling toont zich nieuwsgierig en proactief.
De leerling kan positief-kritisch reflecteren op eigen werk en op dat van anderen.
Overleg en deel je plannen met de icc’er of je cultuurcoach.
Wij adviseren je het hele project van tevoren door te lezen om je goed voor te bereiden en de mogelijkheden te ontdekken die het project biedt.
Je kunt het lesmateriaal ook downloaden en printen. Gebruik het smartboard voor het beeldmateriaal.
Als richtlijn adviseren wij voor het doorlopen van het creatief proces in het hele project, zes tot acht lesmomenten in te plannen. Alle projecten hebben een introductie, oriëntatie en drie opdrachten. Je kunt ervoor kiezen het lesmateriaal aan te passen naar eigen wensen.
Iedere opdracht heeft dezelfde opbouw: onderzoeken, uitvoeren en presenteren. De reflectievragen kunnen tijdens en na iedere fase van het creatief proces met de individuele leerling of de hele groep besproken worden.
Nodig eens een Kunstenaar in de klas uit. Die kan levendig en beeldend over het beroep vertellen dat past bij dit project. Het gerelateerde aanbod bij dit project vind je op onze site.
Een bezoek aan een voorstelling, tentoonstelling of vaste collectie in een Haagse culturele instelling is ook van grote meerwaarde. Zie VONK voor het actuele aanbod.
Bedenk ook van tevoren bij welke onderdelen je ouders kunt of wilt inschakelen. Het project gaat meer leven als er ook buiten de klas aandacht voor is.
Maak foto’s of filmpjes van de diverse presentatiemomenten en deel deze via de schoolwebsite, klassenapp of andere kanalen.
Project specifieke informatie
Over dit project In dit project onderzoeken de leerlingen wegwerpmaterialen aan de hand van foto’s die in Den Haag genomen zijn. Ook kijken ze naar hun eigen wijk of buurt. Ze kijken naar musici die muziek maken door gebruik te maken van allerlei materialen en wegwerpmaterialen en onderzoeken wat voor geluiden en muziek hun eigen materiaal maakt. Ze verwerken dit in een zelfgemaakt muziek-stuk, een lied en een rap en voegen daar bewegingen aan toe. Uiteindelijk komen ze tot een eindpresentatie waarin al deze onderdelen samenkomen. Eventueel kan je na afloop van dit project de leerlingen de gebruikte materialen laten verwerken in een kunstobject, zie bijvoorbeeld De Afvaljuf.
Doelen Er worden twee hoofddoelen geformuleerd die specifiek zijn voor het hele project. De doelen zijn op het gebied van kennis en vaardigheden. Aan het eind van het project worden deze doelen met behulp van de succescriteria geëvalueerd op het gebied van zelfregulering: de leerling kijkt terug en blikt vooruit.
Reflecteren De reflectievragen bij de verschillende fases van het creatief proces kunnen tijdens en na iedere fase met de individuele leerling of de hele groep besproken worden. Zie ook de hand-out: Rollen van de leerkracht.
Algemene benodigdheden Maak gedurende het hele project gebruik van de volgende ruimtes en materialen:
klaslokaal of speellokaal
muziekinstallatie en/of digibord
digitaal foto- en filmtoestel
(kleuren)printer
In de Toolbox muziek vind je meer informatie over het bespelen van de instrumenten uit het schoolmuziekinstrumentarium. Daarnaast worden verschillende werkvormen verder uitgelegd.
2. Introductie
Hoofddoel kennis
De leerling legt uit hoe je dynamiek, tweestemmigheid en ritme toepast in muziek en benoemt de begrippen couplet, refrein, bridge en intro.
Hoofddoel vaardigheid
De leerling gebruikt wegwerpmaterialen uit de eigen omgeving als inspiratiebron voor een muziekstuk.
afvalzak om het afval van de kleine en grote pauze in te verzamelen
Aan de slag in de klas
Let op! Afhankelijk van het tijdstip dat je deze les geeft, verzamel je alvast het afval van de kleine en grote pauze maar je geeft nog niet aan waarom dat in een aparte zak gaat!
Introduceer het project door de twee foto´s van bijlage 1 te laten zien, maar vertel nog niet waar en door wie ze gemaakt zijn. Laat de leerlingen er eerst even naar kijken. Bespreek de foto’s aan de hand van onderstaande vragen:
Wat zie je op de foto’s?
Waar denk je dat de foto’s genomen zijn? (Geef hier nog geen antwoord op, dat kan ook aan het eind van het filosofisch gesprek.)
3. Oriëntatie
Benodigdheden
de zak met wegwerpmaterialen van de kleine en de grote pauze
een stuk plastic om het wegwerpmateriaal later op te kunnen leggen
Doorloop de vaste oriëntatie-onderdelen: het filosofisch gesprek en het uitvoeren van de eerste opdracht.
Het filosofisch gesprek Voer naar aanleiding van de introductie een filosofisch gesprek. Stel hierbij (een aantal van) onderstaande vragen:
Waarom laat ik je deze foto zien?
Wat vind je van wat je op deze foto’s ziet?
Als de leerlingen aangeven dat dit niet kan, of vies is, dan zou je de volgende vraag kunnen stellen: Wat zou je hieraan kunnen doen?
Hoe zouden we dit probleem aan kunnen pakken in de wereld?
Hoe passen wegwerpmaterialen en muziek bij elkaar?
Wat zou je er allemaal van kunnen maken?
Enzovoorts.
De eerste foto is genomen door Sander Westerduin. Hij heeft deze foto op Facebook gepost na afloop van Parkpop. De tweede foto is uiteraard gemaakt op het strand van Scheveningen, waar na een dagje strandbezoek altijd heel veel afval blijft liggen.
Sorteer wedstrijd (ca. 10 min.)
Doorloop onderstaande stappen:
Leg het stuk plastic neer op de grond. Gooi nu de zak met wegwerpmaterialen van de pauze(s) leeg.
Vraag de leerlingen alleen om even te komen kijken.
Vraag of het wegwerpmateriaal allemaal van hetzelfde materiaal is gemaakt.
Zet vier lege bakken neer. Geef de volgende opdracht: “Zo meteen zet ik een lied aan (bijlage 2). Als het lied afgelopen is, dan moet al het wegwerpmateriaal gesorteerd zijn”. Stel vervolgens (een aantal van) onderstaande vragen:
Hoe hebben jullie het wegwerpmateriaal gesorteerd? Welke verschillen zijn er?
Was het moeilijk om het wegwerpmateriaal te sorteren?
Scheiden jullie thuis ook wegwerpmaterialen?
Is het gelukt binnen de tijd van het lied?
Wie heeft gehoord waar het lied over ging?
Je kunt er eventueel voor kiezen om de bakken gedurende dit project te blijven gebruiken voor het sorteren van afval in de klas.
Ook is het mogelijk om tijdens dit project een soort ´wedstrijd´ te introduceren:
Wie heeft de meest milieubewuste broodtrommel?
Kunnen we er met z’n allen voor zorgen dat we zo min mogelijk afval hebben na het tussendoortje of de lunch? Hoe zou je dat kunnen doen?
Rommelruimrocker (ca.10 min.)
Zet bijlage 2 nogmaals aan en vraag de leerlingen of ze willen luisteren naar het eerste couplet en refrein. Ze zingen dus nog niet mee. Vraag of ze, wanneer het refrein voor de tweede keer komt, zachtjes willen meezingen. Doe dit ook bij de andere refreinen.
Hebben ze gehoord dat de blazers in het refrein na het woord ´rommelruimrocker´ twee keer geluid maken? Kunnen ze dat meeklappen? Zet het lied nogmaals aan.
Waar gaan de coupletten over? Wat hebben ze onthouden van de tekst? Deel daarna de tekst uit en zing het lied nog één keer in zijn geheel. (De leerlingen hebben het lied nu twee keer gehoord en kunnen het waarschijnlijk zó meezingen.)
Vraag aan de leerlingen of ze voor de volgende les, in de categorie wegwerpmaterialen, één item mee willen nemen van thuis.
Succescriterium
Bespreek met de leerlingen de opdracht(en): welke onderwerpen gaan zij onderzoeken de komende les of tijd? Formuleer vanuit het filosofisch gesprek en/of de oriëntatie-opdracht, samen met de leerlingen, een succescriterium waaraan zij werken. Een voorbeeld van een succescriterium bij dit project kan zijn:
De leerling past geluiden, ritme, rap en beweging toe in een eigen muziekstuk over de wijk.
4. Opdracht: Troep in de stad
In deze opdracht onderzoeken de leerlingen het meegenomen materiaal en maken daar een geluidenstuk mee. De leerlingen ervaren dat je muziek kunt maken met allerlei materialen, inclusief wegwerpmaterialen. Ze kijken naar een opname van Släpstick (voorheen de Wereldband), die een muziekstuk hebben gemaakt met wegwerpmaterialen. De leerlingen maken zelf ook een muziekstuk met de meegebrachte materialen waarbij afspraken worden gemaakt met een begin, midden en eind. Tot slot laten ze deze stukjes aan elkaar zien.
Subdoel kennis
De leerling legt uit hoe je hard/zacht, hoog/laag, lang/kort en tweestemmigheid toepast in muziek.
Subdoel vaardigheid
De leerling maakt, samen met een groepje, een eigen geluidscompositie met wegwerpmaterialen.
Het is mogelijk om deze les in verschillende delen door de week heen te doen. Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren en presenteren.
Dirigeeroefening (ca. 5/10 minuten)
Doorloop onderstaande stappen:
Het is mogelijk het ondersteunende filmpje De groep aan- of uitzetten of Dirigeren doe je zo in de toolbox te bekijken. Hierin kun je zien hoe de basis van deze oefening werkt.
Zorg dat de leerlingen geconcentreerd klaar zitten en hun handen klaar houden om een klap te maken. Je houdt ook één of beide handen stil voor je klaar.
Maak nu een opwaartse beweging met je hand, laat hem daarna weer naar beneden komen en stop weer voor je. Op dat moment hoor je de klap. Doe dit een paar keer totdat de klap helemaal tegelijk gaat. Als de hand stil voor je is, dan is er geen geluid.
Speel daar een beetje mee. Een paar keer achter elkaar laten klappen en vervolgens stoppen. Dan is er stilte. Kleine snelle bewegingen zorgen voor een zacht snel geklap. Probeer de leerlingen te foppen door niet altijd aan de verwachting te voldoen. Laat daarna een leerling uit de klas dit ook eens proberen.
Variant: Als je twee handen gebruikt, dan kun je ook een gedeelte van de klas stil laten zijn (gebruik het stopteken), en het andere gedeelte wél laten klappen. Het is leuk om hiermee te experimenteren en variëren.
Tip! Over klappen gesproken: wat de Haagse groep Percossa doet is wel heel knap! Laat het filmpje zien; het betreffende fragment start bij 56:15.
Daar zit muziek in! (ca. 10 min.)
Iedereen legt het meegebrachte wegwerpmateriaal op tafel. Geef alle leerlingen maximaal een minuut de tijd om ten minste tien verschillende geluiden te maken met het voorwerp (help ze hier niet bij).
Maak daarna een geluidenslang door de klas. De eerste leerling laat een geluid horen dat met zijn voorwerp te maken heeft, daarna de tweede leerling, enz. Benoem daarna eventueel wat je hebt gezien zodat de leerlingen wellicht weer op andere ideeën komen: je kan schuiven, tikken, een pen erbij gebruiken, ergens in praten of zingen, blazen, tokkelen, enz.
Herhaal dit nog een keer, maar nu maakt iedereen een ander geluid met hetzelfde materiaal.
Variant 1: Herhaal dit nog een keer maar nu speelt iedereen een ritme* en de klas herhaalt dit. Variant 2: Gebruik de dirigeeroefening om de leerlingen gelijktijdig een geluid te laten maken, zacht of hard te laten spelen of snel en langzaam. Stilte maakt het juist spannend.
*Mocht het lastig zijn om een ritme te bedenken, bekijk dan het ondersteunende filmpje ‘Hoe bedenk je een ritme’.
Trommel op rommel
Deel 1 (ca. 20 minuten)
Doorloop onderstaande stappen:
Laat het muziekstuk van Slagwerk Den Haag zien. Laat de leerlingen goed luisteren en kijken naar wat ze horen en zien. Stel n.a.v. het filmpje de volgende vragen:
Wat hebben jullie gehoord en/of gezien?
Welke titel zou er volgens jou goed bij dit stuk passen? Waarom?
Wat is het verschil tussen het begin en het eind van het stuk? (Het ritme wordt steeds drukker. De ritmes veranderen en klinken Spaans, soms lijkt het net alsof je castagnetten hoort.)
Wat is het effect van de stilte in het begin? (Stilte geeft spanning.)
Als het stil is, zie je de hoofden van de musici toch bewegen. (0:38) Waarom doen ze dat denk je? (Ook in de stilte gaat het muziekstuk door.)
Dit filmpje is straks een begeleidingsband waar geluiden, gemaakt met het meegenomen materiaal aan toegevoegd gaan worden. De dirigent bepaalt wanneer de geluiden gemaakt worden. Op welke momenten zou je geluiden kunnen toevoegen? Dit kan op verschillende manieren:
Kort klinkende geluiden eraan toevoegen maar wel de stilte en de opbouw hetzelfde laten, van weinig geluid naar veel geluid. Het hoeft niet tegelijk met de musici te gaan.
Als je wilt dat het geluid opvalt, dan kan je het ook tussendoor doen, in een stilte.
Juist tegenovergestelde geluiden maken. Als de muziek druk is, maak dan juist rustige geluiden. Klinken de klanken kort, maak dan juist lang klinkende geluiden.
Kan het ook andersom? Dat jullie zelf van druk naar rustig gaan? Hoe vind je dat klinken?
Doe dit nu met de hele klas.
Verdeel de klas in groepen: Je kan er voor kiezen om de groepen in te delen op materiaalsoort.
Wijs een dirigent aan.
Zet alleen het geluid van het filmpje aan, anders leidt het beeld waarschijnlijk teveel af. Herhaal dit zo vaak als wenselijk is.
Variatie Vraag of vier leerlingen solo willen spelen. (Dat kan een geluid, melodietje of ritme zijn, alles is goed!) Zij gaan apart van de groepjes zitten zodat de dirigent ze duidelijk apart aan kan wijzen.
Tip! Slagwerk Den Haag werkt ook vaak met geluiden/materialen in de klas op school. Laat het filmpje Herrieschoppers zien en bespreek na wat ze hebben gezien.
Deel 2 (ca. 20 minuten)
Voer onderstaande stappen uit:
Laat het filmpje van Släpstick zien met de plastic koffiebekertjes.
Bespreek wat de leerlingen hebben gezien. Stel daarbij de volgende vragen:
Hebben ze verschillende geluiden gemaakt met hun voorwerp? Zo ja, welke?
Maakten ze alle geluiden tegelijk? (Soms tegelijk, maar ook weleens om de beurt of er werden twee verschillende geluiden/ritmes gemaakt in de groep.)
Waren alle geluiden even hard/zacht of even hoog/laag?
Kan je samen een muziekstuk maken zonder afspraken te maken?
Geef de leerlingen de opdracht dat ze in groepjes van vier een eigen muziekstukje maken met hun meegenomen voorwerp/zelfgemaakte instrument. Ze maken een kort muziekstukje met een begin, middenstuk en een eind.
Spreek af hoe je gaat beginnen. Tegelijk? Om de beurt? Met een bepaald geluid/ritme?
In het middenstuk komt een mini-muziekstukje. Laat de leerlingen voor het middenstuk in elk geval uit één van onderstaande opdrachten kiezen:
Maak gebruik van verschillende geluiden.
Maak verschil tussen geluid en stilte.
Maak verschil tussen hard en zacht.
Laat twee verschillende geluiden tegelijkertijd horen (tweestemmigheid).
Spreek vervolgens een duidelijk einde af.
Loop bij deze opdracht zelf rond en probeer alleen te begeleiden door vragen te stellen als je ziet dat dat nodig is en niet te sturen of voor te doen. Stel vragen zoals:
Kunnen jullie bedenken hoe je gaat beginnen?
Hoe spreek je dat af?
Kan jij een ritme bedenken?
Hoeveel keer zou je dat willen herhalen?
Enzovoorts.
De leerlingen laten om de beurt hun zelfbedachte stukjes horen. Bespreek na wat je hebt gehoord. Geef positieve feedback.
Was er een begin, midden en een eind?
Wie heeft gezien wie er dingen aangaf in het groepje (de dirigent). (Het kan zijn dat er in de ogen van de uitvoerders iets ´fout´ of niet helemaal gelijk ging. Dat maakt niet uit, het is belangrijker om te focussen op de vorm en intentie van het stuk. Ze kunnen hierna nog verder oefenen en de afspraken nog wat duidelijker maken.)
Geef de groepjes nog wat extra tijd om de stukjes te verbeteren en/of iets aan te passen.
Tip! Neem de presentaties eventueel op.
Laat de resultaten van deze deelopdracht eventueel zien aan de ouders of aan een andere klas.
Kies uit een van onderstaande mogelijkheden, een combinatie daarvan of een eigen variant:
Zing het lied ‘Rommelruimrocker’. (Gebruik hiervoor eventueel de instrumentale versie, bijlage 2B.)
Maak een geluidenslang van alle wegwerpmaterialen.
Laat een versie zien van het dirigeren en meespelen met Slagwerk Den Haag.
Laat resultaten zien van de zelfgemaakte muziekstukken.
Reflectie subdoelen
Welke twee geluiden pasten heel goed bij elkaar als je ze tegelijkertijd liet horen?
Reflectie proces
Hoe is het jullie gelukt om dit stukje samen uit te voeren?
5. Opdracht: Weg troep!
In deze opdracht leren de leerlingen het lied ´Weg troep!´ zingen en rappen. Vervolgens beden-ken ze daar bewegingen bij en spelen de ritmes erin mee. Ze maken een eigen raptekst n.a.v. foto’s die ze zelf hebben genomen van hun eigen wijk of route die ze nemen van huis naar school.
Subdoel kennis
De leerling legt uit wat zang, rap en ritme zijn.
Subdoel vaardigheid
De leerling voert een eigen raptekst uit over plekken in zijn wijk.
Deze opdrachten kunnen ook in delen gedaan worden door de week heen. Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek en uitvoeren.
Zing en Rap die troep weg!
Deel 1 (ca. 15 min.)
Doorloop onderstaande stappen:
Vertel de leerlingen dat ze naar een lied gaan kijken en luisteren: lied ´Weg troep!´.
Laat ze eerst alleen luisteren naar het begin van het lied.
Vraag of ze vanaf de tweede keer dat het refrein komt, al mee willen doen met de zin: “Ik roep: Weg troep!”
Vraag wat ze allemaal hebben gezien/gehoord? (Zorg in elk geval dat ook het rappen en dansen aan bod komt.)
Stel eventueel vragen als: “Wordt er alleen gezongen in de clip?”
Deel bijlage 4, de liedtekst, uit. Zet het lied nogmaals aan en laat ze nu alle refreinen meezingen. Het is belangrijk dat ze nog even luisteren naar de rest, zodat ze goed horen hoe de melodie gaat.
Bespreek de Bridge (rapgedeelte) met de klas.
Waarom staan er streepjes onder bepaalde woorden? (Omdat daar het accent op komt.)
Oefen het rapgedeelte apart. Start vanaf 2:08.
Vraag of ze nu op de plek van de streepjes een klap willen geven terwijl ze mee rappen. Wat valt ze op? (Dit is heel regelmatig, eigenlijk de hartslag/beat van het muziekstuk.)
Oefen dit gedeelte totdat de rap er goed in zit.
Herhaal het lied in zijn geheel een aantal keren gedurende de week.
Deel 2 (ca. 15 min.)
In deze opdracht bedenken de leerlingen bewegingen bij het lied. Het filmpje kan eventueel ter inspiratie dienen. Het kunnen bewegingen zijn die letterlijk uitbeelden wat je zingt, maar dat hoeft niet.
Dit kan op twee manieren:
Gezamenlijk met de klas.
Verdeeld in groepjes. (Het lied is in maximaal zeven delen te verdelen, twee coupletten, twee voor-refreinen/refreinen, twee losse refreinen aan het begin en eind, bridge/rapgedeelte.)
Voeg het vervolgens samen, zodat iedereen kan zien wat er zoal bedacht is.
Huiswerkopdracht Vraag of de leerlingen die een telefoon hebben vanmiddag op weg naar huis, of morgen op weg naar school, een of twee foto’s willen nemen van de plekken waar ze langskomen. Dingen die ze opvallen, iets wat echt wijkgebonden is/bij de wijk hoort of iets wat ze mooi/niet mooi vinden. (Dit hoeft niet per se met wegwerpmateriaal te maken te hebben, maar het mag wel. Ze kunnen uiteraard kijken of afval een probleem is in de wijk of niet.)
Variant: Uiteraard kun je dit ook met de klas onder schooltijd doen als dit mogelijk is.
Deel 2 (ca. 30 min.)
Voer de volgende stappen uit:
Zing nog een keer het lied ´Weg troep!´. Laat vervolgens de bestaande raptekst oefenen op bijlage 6: begeleiding zelfgeschreven raptekst. Zet de bijlage aan, tel tot 4 en rap samen de tekst. Gaat dit goed, ga dan door en anders herhaal je het nog een keer.
Geef aan dat de leerlingen straks een eigen raptekst op deze beat gaan maken. De stappen nemen we eerst klassikaal door. Vraag eerst welke zinnen er op elkaar rijmen (2 en 4 en 6 en 8.) In de oneven zinnen hoef je daar dus niet op te letten. De raptekst die ze gaan maken, gaat over hun eigen buurt (al dan niet gerelateerd aan troep/wegwerpmaterialen). Geef aan dat ze als volgt te werk gaan:
Bedenk eerst in het algemeen wat de inhoud van de tekst moet zijn. In deze fase hoeft er nog geen rekening gehouden te worden met ritme en rijmen. Bijvoorbeeld: Ik wil iets vertellen over het park bij ons in de buurt, waar een fantastische skatebaan is, enz.
Na 5 minuten brainstormen in de groep wordt de begeleidingsbeat aangezet. Laat deze even kort horen. Weten ze nog dat ze hebben meegeklapt met de onderstreepte woorden? Met de hartslag/beat van het stuk? Vraag of ze dat nu ook willen doen.
Rap bijvoorbeeld het volgende zinnetje n.a.v. de denkbeeldige brainstormsessie met het voorbeeld van het park en de skatebaan terwijl zij klappen. Uiteraard kun je deze zin ook op het bord schrijven en vragen of er iemand in de klas is die deze zin zou willen rappen. Zorg dat de klap op de plek van de onderstreepte woorden komt: “In onze wijk, is een park Lekker skaten doe ik graag”.
Zet de beat even stop. Vraag nu of er iemand is die een idee heeft welke woorden er op ´graag´ rijmen. Schrijf die op het bord. Let op! Het is niet altijd nodig om ´perfect´ te rijmen; ook klankrijm is goed. Bijvoorbeeld: ‘Graag – vraag’ is volrijm (perfect gerijmd), ‘Graag – maak’ is klankrijm en kan prima omdat de klank ‘aa’ hetzelfde blijft. Zelfs de schrijfwijze van woorden hoeft niet hetzelfde te zijn, zolang de klank maar gelijk is. Bijvoorbeeld: ‘week – cake’.
Is er iemand die nu een tweede, vervolgzin, kan bedenken die hierop rijmt en nog steeds over hetzelfde onderwerp gaat? Doe dit weer op de beat. Laat de klas weer zachtjes meeklappen met de hartslag. Laat de klas dit ook een keer samen doen. Is er nog een andere mogelijkheid voor een vervolgzin? Het is goed om te laten ervaren dat er meerdere antwoorden mogelijk zijn.
De leerlingen gaan nu in tweetallen zelf aan de slag met het maken van een eigen raptekst n.a.v. de gemaakte foto’s en het gesprek dat hierover is geweest met de klas. Laat bijlage 7: stappen schrijven raptekst zien op het bord. Zet na ca. 5 minuten de beat aan zodat de leerlingen de rapregels kunnen oefenen.
Zet de beat aan als iedereen klaar is, tel hardop tot 4 en laat alle groepjes zachtjes de hele rap door elkaar heen oefenen. Dit zorgt ervoor dat het straks echt tegelijk gaat en geeft wat meer zekerheid en zelfvertrouwen De leerlingen kunnen eventueel nog kleine wijzigingen doorvoeren als dat nodig is.
De groepjes laten de resultaten om de beurt aan elkaar horen. Laat de beat eventueel aanstaan. Als een groepje klaar is, tel je weer tot 4 en gaat het volgende groepje verder. Dit voorkomt onrust in de klas en dan blijft er vaart in de les.
De resultaten van het schrijven van de rap kunnen, eventueel in combinatie met de geprojecteerde foto’s, worden uitgevoerd. Oefen het geheel totdat het er goed inzit. Nodig voor de presentatie eventueel de ouders uit, presenteer het aan een andere groep of neem het op. Tip! Wellicht kunnen de leerlingen het geheel nog wat aankleden met kleding en/of beweging.
Huiswerkopdracht Geef de leerlingen voor de volgende les, vlak voordat ze naar huis gaan, de opdracht om dit keer te luisteren naar de verschillende geluiden die er in hun wijk/buurt te horen zijn.
Dit kan ook weer gezamenlijk worden gedaan onder schooltijd. De geluiden die ze tegenkomen worden opgeschreven of opgenomen.
Reflectie subdoelen
Hoe heb je ritme gebruikt in jouw rap?
Reflectie proces
In welke raptekst herkende je duidelijk jouw eigen wijk?
6. Opdracht: Onze buurt
In deze opdracht staat de ontwikkeling van een compleet nummer over de eigen buurt centraal. De leerlingen spelen verschillende ritmes mee met het nummer ´Weg troep!´. Vervolgens worden geluiden uit de wijk, samen met enkele rapteksten, het refrein en beweging samengevoegd tot één geheel. Uiteindelijk presenteren de leerlingen hun eigen song over hun wijk aan publiek.
Subdoel kennis
De leerling benoemt de begrippen couplet, refrein, bridge en intro in een lied.
Subdoel vaardigheid
De leerling voert, samen met anderen, een eigen muziekstuk uit over de wijk dat bestaat uit een raptekst, geluidenintro, refrein, ritmische begeleiding en dansbewegingen.
diverse spullen: wegwerpmaterialen, maar ook eventueel slaginstrumenten/bel enz. om geluiden in de wijk mee te kunnen maken en het ritme bij deel 2 mee te kunnen spelen
Aan de slag in de klas
Deze opdracht kan ook weer in delen gedaan worden door de week heen.
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren en presenteren. Aan het eind van deze opdracht staan evaluatievragen die betrekking hebben op het hele project.
Daar zit muziek in! (ca. 15 min.) (n.a.v. de huiswerkopdracht aan het eind van hoofdstuk 5)
Welke geluiden hebben jullie in je eigen buurt allemaal gehoord? (Verzamel ze en schrijf ze op het bord.)
Kunnen we die geluiden ook zelf maken/nadoen? Gebruik hierbij wegwerpmaterialen om bijvoorbeeld gekraak na te doen. Geroezemoes kunnen de leerlingen gezamenlijk met hun stem maken (hierbij kan een opname gebruikt worden), geluiden van lopende mensen kan met de voeten worden gedaan, enz.
Verdeel de verzamelde geluiden over de groepjes in de klas. Maak nu een muziekstuk van maximaal 1 minuut waarin deze geluiden verwerkt zijn. Gebruik hierbij de dirigeeropdracht van hoofdstuk 4. De dirigent bepaalt eigenlijk de compositie. Let op! Er is niet altijd geluid, dus stilte is ook een hele mooie toevoeging! Tip! Neem het geheel op zodat het eventueel bij de eindpresentatie gebruikt kan worden.
Speel de beat! (ca. 15/20 minuten)
Laat het lied ´Weg troep!´ vanaf 0:24 zien en zet het, na het ritme dat gespeeld wordt op de containers, weer stil. Is er iemand die het ritme dat op de containers gespeeld wordt na kan klappen/tikken? Gebruik eventueel bijlage 8: ritme refrein ´Weg troep!´ als dat nodig is. Daarin wordt het ritme voorgedaan. De eerste twee klap je met je handen en de rest op de benen.
Begin precies op de woorden “weg troep” van het refrein.
Als de zin “Haal het vuil van de straat, het is bijna te laat” begint, stopt het ritme.
Bij “weg troep” speel je het ritme weer 4x achter elkaar.
Vervolgens stop je weer bij de zinnen: “Want ik wil dat ons plein weer een parel zal zijn − En geen overvol stort waar geen mens blij van wordt”.
Dit doe je in het hele lied.
Speel dan tot slot alleen de woorden “weg troep” nog mee aan het eind (alleen de eerste 2 tikken.)
Vervang het klappen door instrumenten of spullen zoals trom, djembé, afvalbak/bakken of wegwerpmaterialen. Voeg dit nu toe aan het originele lied, elke keer dat het refrein komt.
In dit gedeelte worden de verschillende onderdelen verder uitgewerkt, verdeeld en geoefend.
Volg onderstaande stappen om het project uit te voeren.
Vertel dat jullie een eigen compositie maken van jullie buurt/wijk. Gebruik hierbij bijlage 10, de begeleidingsband. Er is ruimte in de eigen compositie voor:
een refrein
twee rapteksten
ritmische begeleiding
een intro met geluiden uit de wijk
bewegingen/dansmoves bij de verschillende onderdelen
Maak een verdeling:
Wie zou er willen rappen? Maak een keuze uit de gemaakte rapteksten van de tweede deelopdracht of voeg verschillende zinnen daarvan samen tot één geheel. Er passen twee rapteksten in. Let op! Zin 7 en 8 worden, net als in het origineel, nog een keer herhaald!
Wie zou het ritme willen spelen bij de refreinen? Welke instrumenten/materialen gebruiken we daarbij? Maak daar een verdeling in.
Wie zou er bewegingen/moves willen doen bij het lied?
Wie wil het refrein zingen? Mocht hier geen animo voor zijn, dan kan dit uiteraard ook gewoon met de hele klas worden gedaan.
Beslis nu met de klas of de tekst van het originele refrein zo kan blijven of dat het moet worden aangepast zodat het beter past bij de inhoud van de zelfgemaakte rapteksten. I.p.v. “weg troep” kan er ook een tekst bedacht worden zoals: “onze wijk, yeah!” enz. Pas het eventueel aan.
De groep die nu nog niet ingedeeld is, maakt de 1-minuut compositie die we in het onderdeel ‘Onderzoek’ hebben gedaan. Ze doen dit aan het begin van het nummer. Wijs een dirigent aan. Tip! Gebruik eventueel de gemaakte opname of neem het van tevoren op zodat het bij de presentatie afgespeeld kan worden voordat het lied begint.
Oefen het geheel nu meerdere keren met de begeleidingsband (bijlage 10), totdat het goed gaat. De begeleidingsband wordt gestart na het geluiden-intro.
Laat de presentatie zien aan de ouders, een andere groep of neem het geheel op. Kleed het geheel eventueel nog aan met bijpassende kleding, attributen, enz.
Reflectie subdoelen
Welk onderdeel uit jullie muziekstuk was voor jou het gemakkelijkst om vorm te geven?
Bespreek met de leerlingen het doorlopen proces aan de hand van onderstaande vragen:
Wat vond je leuk in dit project?
Wat heb je geleerd op muzikaal gebied? (Een tekst schrijven, ritmisch zijn, overtuigend zingen, maat houden, afwisseling couplet/refrein, samen musiceren etc.)
Wat heb je geleerd over jezelf? Wat vond je makkelijk, moeilijk, leuk, minder leuk, spannend, eng, uitdagend, etc. Heb je jezelf verrast?
Eindreflectie: zelfregulatie terugkijkend
Op welke manier heeft het wegwerpmateriaal jou geholpen bij het maken van het uiteindelijke muziekstuk?
Eindreflectie: zelfregulatie vooruitkijkend
Hoe anders zal een muziekstuk uit een andere wijk klinken als je het vergelijkt met jullie muziekstuk?
Verder lezen?
Meld je dan nu aan of log in!
Registreer nu en ontvang gratis toegang tot al onze projecten in de Haagse Ladekast.